Samenvatting van het arrest P.25.0417.N
Het arrest van het Hof van Cassatie van België, uitgesproken op 1 april 2025, behandelt een cassatieberoep van een gedetineerde (eiser) tegen een beslissing van het hof van beroep te Brussel (kamer van inbeschuldigingstelling) van 14 maart 2025. De eiser voerde aan dat zijn voorlopige hechtenis in de gevangenis van Lantin in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat onmenselijke of vernederende behandeling verbiedt.
Kernpunten van het arrest:
- Klacht van de eiser:
- De eiser vroeg om zijn voorlopige hechtenis in een andere gevangenis uit te voeren, omdat de omstandigheden in de gevangenis van Lantin volgens hem onmenselijk en vernederend zijn.
- Hij verwees naar structurele problemen zoals overbevolking, slechte hygiëne, schimmel, ongedierte, gebrek aan privacy, onvoldoende eten, en een tekort aan personeel. Daarnaast beklaagde hij zich over het Franstalige regime in Lantin, wat hem als Nederlandstalige benadeelde.
- Beoordeling door het Hof:
- Het Hof benadrukte dat een verzoek om overplaatsing op basis van artikel 3 EVRM moet worden ondersteund door een gedetailleerde en geloofwaardige beschrijving van de detentieomstandigheden, met concrete gegevens.
- Hoewel het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) België eerder veroordeelde wegens slechte detentieomstandigheden, betekent dit niet automatisch dat deze omstandigheden nog steeds bestaan of dat ze op elke gedetineerde van toepassing zijn.
- Redenen voor afwijzing:
- Het hof van beroep oordeelde dat de eiser onvoldoende concreet had aangetoond dat hij persoonlijk in onmenselijke omstandigheden verkeerde.
- De eiser deelde een cel van 8,8 m² met één andere persoon, wat volgens het Hof niet problematisch is. Er waren geen concrete aanwijzingen van schimmel, vocht of ongedierte in zijn cel.
- Het taalprobleem (Franstalig regime) werd niet als een schending van artikel 3 EVRM beschouwd, omdat de eiser tijdig beroep kon instellen in het Nederlands en er geen bewijs was dat hij medische hulp had geweigerd vanwege taalproblemen.
- De plaatsing in Lantin was gerechtvaardigd om het risico op collusie (afstemming tussen verdachten) te vermijden.
- Conclusie van het Hof van Cassatie:
- Het Hof van Cassatie bevestigde de beslissing van het hof van beroep en oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor een schending van artikel 3 EVRM.
- Het cassatieberoep werd verworpen, en de eiser werd veroordeeld tot de proceskosten van €61,11.
Belang van het arrest:
Dit arrest benadrukt dat klachten over detentieomstandigheden gebaseerd moeten zijn op concrete en specifieke feiten. Algemene verwijzingen naar structurele problemen in gevangenissen zijn niet voldoende om een schending van artikel 3 EVRM aan te tonen. Het Hof van Cassatie bevestigt hiermee de strikte eisen voor het beoordelen van dergelijke verzoeken.