Printvriendelijk afdrukken

zondag 3 augustus 2025

Besluit van de Vlaamse Regering over de omgevingshandhaving, gedateerd 23 mei 2025.

Dit document is het Besluit van de Vlaamse Regering over de omgevingshandhaving, gedateerd 23 mei 2025.

Downloaden via deze link

  • -          Besluit
  • -          Afzonderlijke bijlagen;
  • -          Besluit en bijlagen met index (belangrijk om te zoeken op alle woorden in de bijlagen)
  • -          Link naar website Vlaamse regering


Rechtsgronden (Wettelijke basis)

Dit besluit is gebaseerd op verschillende wetten en decreten, waaronder:

  • De bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
  • Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (met wijzigingen tot 26 april 2024).
  • De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 (met wijzigingen tot 26 april 2024).
  • Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 (en het decreet van 26 april 2024 ter implementatie ervan).

Vormvereisten (Formele vereisten)

Voor de totstandkoming van dit besluit zijn verschillende adviezen ingewonnen:

  • Inspectie van Financiën: Advies op 19 maart 2024.
  • Vlaamse minister, bevoegd voor budgettair beleid: Akkoord op 22 april 2024.
  • Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen en Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen: Gezamenlijk advies nr. 2024/014 op 1 juli 2024.
  • Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed: Advies op 10 juli 2024.
  • Vereniging van Vlaamse Provincies: Advies op 1 juli 2024.
  • Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten: Advies op 3 juli 2024.
  • Raad van State: Advies nr. 77.080/16 op 25 november 2024.

Initiatiefnemer

Dit besluit is voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Justitie en Werk en de Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw.



HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

  • Artikel 1. Aanhalingstitel
    • Dit besluit wordt kortweg het Omgevingshandhavingsbesluit van 23 mei 2025 genoemd.
  • Artikel 2. Definities
    • Dit artikel definieert belangrijke termen die in het besluit worden gebruikt, zoals:
      • decreet van 5 april 1995: het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid.
      • departement: het departement Omgeving.
      • gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur: personeelslid dat toezicht houdt op ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau.
      • GPBV-installatie: een specifieke categorie van installaties zoals gedefinieerd in het decreet van 5 april 1995.
      • gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur: personeelslid dat toezicht houdt op ruimtelijke ordening op gewestelijk niveau.
      • indelingslijst: de lijst die de indeling van installaties bepaalt volgens het decreet van 5 april 1995.
      • milieuhygiëneregelgeving: een reeks specifieke bepalingen uit het decreet van 5 april 1995 en aanvullende regelgeving.
      • referentiemeetmethode: een geschreven en publiek toegankelijke methode voor metingen die aan bepaalde vereisten voldoet.
      • toezichthouder, bevoegd voor omgevingshandhaving: elke toezichthouder die bevoegd is voor de handhaving van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en/of de milieuregelgeving.
  • Artikel 3. Milieuregelgeving van de Europese Unie
    • Dit artikel somt 32 specifieke Europese Verordeningen op die behoren tot de milieuregelgeving van de Europese Unie, zoals vermeld in het decreet van 5 april 1995. Deze verordeningen dekken uiteenlopende onderwerpen, van de bescherming van wilde dier- en plantensoorten tot persistente organische verontreinigende stoffen, afvalstoffen, chemische stoffen (REACH), aquacultuur, broeikasgassen, kwik, en ozonlaagafbrekende stoffen.
  • Artikel 4. Internationale milieuregelgeving
    • Het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Straatsburg, 1996) behoort tot de internationale milieuregelgeving.
  • Artikel 5. Lijst van inbreuken
    • De lijst van inbreuken in het kader van milieuhandhaving is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit.

HOOFDSTUK 2. — Toezicht en opsporing

Afdeling 1. — Aanstelling van de toezichthouders en officieren van gerechtelijke politie - hulpofficieren van de procureur des Konings

  • Artikel 6. Aanstelling toezichthouders
    • §1. Milieubeheerregelgeving: Definieert specifieke milieubeheerregelgeving, inclusief delen van het decreet van 5 april 1995, het decreet van 23 december 2011 betreffende duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, en bepaalde artikelen van dit besluit.
    • §2. Personeel dat toezichthouder kan zijn: Verschillende personeelsleden van Vlaamse agentschappen en departementen kunnen als toezichthouder voor omgevingshandhaving worden aangesteld, waaronder die van het Departement Omgeving, Agentschap voor Natuur en Bos, Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA), Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Vlaamse Landmaatschappij (VLM), Departement Zorg, Agentschap Wegen en Verkeer, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust, en De Vlaamse Waterweg nv.
    • §3. Beperking van de bevoegdheden: De leidend ambtenaar van de entiteit kan de toezichts- en opsporingsopdracht beperken tot één of meer specifieke bevoegdheidspakketten (o.a. ruimtelijke ordening, milieubeheer, milieuhygiëne, geluid) of tot toezichthouders zonder de hoedanigheid van agent van gerechtelijke politie.
    • §4. Bevoegdheden toezichthouders voor Klasse 1 inrichtingen: Bepaalde toezichthouders zijn niet bevoegd voor toezicht en opsporing bij Klasse 1 inrichtingen, tenzij het gaat om vaststellingen op basis van zintuiglijke waarneming of onderzoeken die daarvoor nodig zijn.
    • §5. Aanstelling bijzondere veldwachters: Een bijzondere veldwachter kan door de leidend ambtenaar van het Agentschap voor Natuur en Bos worden aangesteld als toezichthouder voor omgevingshandhaving. Deze aanstelling is beperkt tot milieubeheerregelgeving of specifieke delen daarvan, en tot de terreinen waarvoor de veldwachter is aangesteld. De veldwachter mag geen jacht of bestrijding uitvoeren in het aangestelde gebied, moet 18 jaar of ouder zijn, mag niet veroordeeld zijn voor milieumisdrijven of geweldmisdrijven, en mag niet volledig of gedeeltelijk zijn vervallen van bepaalde burgerrechten.
  • Artikel 7. Hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie
    • Toezichthouders krijgen de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie - hulpofficier van de procureur des Konings na aanwijzing door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, op voordracht van de aanstellende entiteit/instantie, met uitzondering van bepaalde toezichthouders.
    • Bijzondere veldwachters die als toezichthouder zijn aangesteld, krijgen de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie via dezelfde procedure.

Afdeling 2. — Opleiding

  • Artikel 8. Opleidingseisen
    • §1. Agentschap: Het "agentschap" verwijst naar het Agentschap Justitie en Handhaving.
    • §2. Verplichte modules: Om als toezichthouder te worden aangewezen, moet een opleiding worden gevolgd die minstens de volgende modules omvat: proportioneel gebruik van bevoegdheden, opstellen van processen-verbaal/verslagen, communicatie/conflictbeheersing, verhoren van verdachten/getuigen, opleggen van beveiligingsmaatregelen, en kennis van de bevoegdheidspakketten.
    • §3-4. Aanbod van modules: Modules 1 t.e.m. 5 worden aangeboden door erkende instellingen, terwijl module 6 (kennis van bevoegdheidspakketten) wordt aangeboden door het departement Omgeving of door erkende instellingen. Toezichthouders zonder gerechtelijke politiebevoegdheid hoeven de verhoormodule niet te volgen.
    • §5. Opleiding voor gerechtelijke politiebevoegdheid: Extra opleiding is vereist voor toezichthouders die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie verkrijgen.
    • §6. Erkenning van instellingen: Instellingen die opleidingen aanbieden, moeten erkend worden op basis van gekwalificeerde medewerkers, nodige lokalen/uitrusting en adequate leerplannen. De bevoegde ministers kunnen deze voorwaarden nader bepalen en erkenning opheffen. Wijzigingen in leerplannen moeten worden goedgekeurd.
    • §7. Attest: Na succesvolle afronding van de opleidingen/modules wordt een attest verleend.
    • §8. Toepasselijkheid en vrijstellingen: De opleidingseisen worden van kracht één jaar nadat erkende instellingen beschikbaar zijn. Personeel van politiediensten en bepaalde andere personen zijn vrijgesteld, maar moeten de modules volgen zodra ze daartoe worden opgeroepen.
    • §9. Gelijkstelling van opleidingen: Voorgaande opleidingen of bepaalde diploma's kunnen door de Vlaamse ministers (Justitie en Handhaving, Omgeving) gelijkgesteld worden met de vereiste modules.
    • §10. Tijdelijke aanstelling: Personen met de nodige kennis en eigenschappen kunnen voor een niet-verlengbare termijn van vijf jaar worden aangesteld als toezichthouder, zelfs als de opleiding nog niet volledig is doorlopen.
    • §11. Bijscholing: Toezichthouders zijn verplicht om bijscholing te volgen wanneer het Agentschap Justitie en Handhaving of het Departement Omgeving daartoe oproept.

Afdeling 3. — Technische controles

  • Artikel 9. Uitvoering technische controles
    • §1. Conformiteit: Technische controles (zoals monsternemingen, metingen, proeven, analyses en verificaties) moeten worden uitgevoerd conform de bepalingen van paragraaf 2 en bijlage 2 van dit besluit.
    • §2. Referentiemeetmethoden: Deze controles moeten gebeuren op basis van een referentiemeetmethode, uitgevoerd door toezichthouders of erkende/geaccrediteerde personen/laboratoria. Er is een hiërarchie van methoden:
      • Wetgeving in Vlaanderen.
      • Belgische normen (NBN).
      • Europese normen (CEN).
      • Internationale normen (ISO).
      • Methoden van Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).
    • Toezichthouders kunnen gemotiveerd afwijken van deze hiërarchie. Als geen referentiemeetmethode bestaat, wordt een door de toezichthouder aanvaarde methode gebruikt. Als er geen erkende persoon/instantie is, kan een geaccrediteerd laboratorium of een door de toezichthouder aanvaarde persoon/instantie de controle uitvoeren.

HOOFDSTUK 3. — Bestuurlijke sanctionering

  • Artikel 10. Aanstelling beboetingsinstantie
    • De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, of diens gemachtigde, wijst de personeelsleden van het departement aan die optreden als beboetingsinstantie.

HOOFDSTUK 4. — Herstel

Afdeling 1. — Herstelinstanties

  • Artikel 11. Aanwijzing herstelinstanties
    • §1. Bevoegdheid: De leidend ambtenaren van de betrokken entiteiten (zie artikel 6, §2) wijzen personeelsleden aan als herstelinstantie. Deze zijn bevoegd voor de milieuregelgeving, maar de bevoegdheid van bepaalde herstelinstanties is beperkt tot de milieuvoorschriften vermeld in bijlage 3.
    • §2. Gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs: De leidend ambtenaar van het departement wijst de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs aan.

Afdeling 2. — Herstelschikkingen

  • Artikel 12. Sluiten en bekrachtigen herstelschikkingen
    • Ook herstelinstanties die niet tot de Vlaamse overheid behoren, kunnen herstelschikkingen sluiten binnen hun bevoegdheid.
    • Herstelschikkingen worden bekrachtigd door verschillende instanties, afhankelijk van de aard van de schade:
      • Vlaamse herstelraad voor publieke schade aan belangen beschermd door de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
      • Leidend ambtenaar van de entiteit (of diens gemachtigde) voor publieke schade aan belangen beschermd door milieuvoorschriften, indien de schikking uitgaat van een herstelinstantie van de Vlaamse overheid.
      • College van burgemeester en schepenen voor publieke schade aan belangen beschermd door milieuvoorschriften, indien de schikking uitgaat van een andere herstelinstantie.
    • De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, bekrachtigt herstelschikkingen wanneer de financiële tegenwaarde van de onherstelbare publieke schade meer dan 500.000 euro bedraagt.

Afdeling 3. — Handhavingsverzoeken

  • Artikel 13. Indiening en ontvankelijkheid
    • §1. Indiening: Handhavingsverzoeken moeten met een beveiligde zending worden ingediend:
      • Bij een bevoegde herstelinstantie voor schendingen van milieuvoorschriften.
      • Bij de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of burgemeester voor schendingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
    • Een handhavingsverzoek is onontvankelijk als het bij meerdere bevoegde herstelinstanties wordt ingediend. Bij gecombineerde schendingen (milieu en ruimtelijke ordening) moeten de betrokken instanties samen een beslissing nemen.
    • §2. Ontvankelijkheidsvoorwaarden: Een handhavingsverzoek is ontvankelijk als het voldoet aan specifieke voorwaarden (naam en woonplaats van verzoeker, ondertekening, details van de schending, inventaris van stukken). Niet-conforme verzoeken kunnen binnen 7 dagen worden geregulariseerd.
    • §3. Beslissingstermijn: De verzoeker wordt binnen 60 dagen na kennisgeving van het verzoek op de hoogte gebracht van de beslissing. Een nieuw verzoek voor dezelfde schade is niet mogelijk zolang er geen definitieve beslissing is over een eerder verzoek.

Afdeling 4. — Beroep tegen herstelbeslissingen

  • Artikel 14. Procedure en beslissing bij beroep
    • §1. Beroep aantekenen: De overtreder kan beroep aantekenen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, tegen een bestuurlijke herstelbeslissing die een publieke herstelmaatregel of inperkende maatregel oplegt. Het beroep schorst de beslissing, behalve voor inperkende maatregelen en dwangbevelen. Het beroep moet binnen 20 dagen na kennisgeving worden ingediend (via maatregelenregister of beveiligde zending) en moet aan formele voorwaarden voldoen (gegevens indiener, ondertekening, voorwerp van beroep, kopie van beslissing). Regularisatie van het beroepschrift is mogelijk binnen 7 dagen.
    • §2. Ontvankelijkheidsonderzoek: Het departement onderzoekt de ontvankelijkheid van het beroep en informeert de indiener en herstelinstantie binnen 14 dagen.
    • §3. Toegang tot hersteldossier: Het departement en de minister krijgen toegang tot het hersteldossier via het maatregelenregister; bij technische onmogelijkheid wordt het dossier integraal overgemaakt.
    • §4. Advies departement: Bij een ontvankelijk beroep geeft het departement binnen 45 dagen advies aan de minister.
    • §5. Beslissing van de minister: De minister van Omgeving moet binnen 90 dagen na het instellen van het beroep een beslissing nemen, inclusief over eventueel verbeurde dwangsommen. Voor ruimtelijke ordening wordt advies ingewonnen van de Vlaamse Herstelraad (niet-bindend). De beslissingstermijn kan eenmalig met 60 dagen worden verlengd. Niet tijdig beslissen leidt tot het verval van de herstelbeslissing.
    • §6. Kennisgeving beslissing: De beslissing van de minister wordt binnen tien dagen met een beveiligde zending aan de beroepsindiener en de herstelinstantie meegedeeld.

Afdeling 5. — Herstel bij financieel equivalent

  • Artikel 15. Monetaire waardering
    • De monetaire waardering voor publieke schade aan belangen beschermd door de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gebeurt op basis van regels en forfaitaire bedragen in bijlage 4. Voor milieuschade kunnen de regels later in een bijlage worden opgenomen.

Afdeling 6. — De Vlaamse herstelraad

  • Artikel 16. Oprichting en bevoegdheden
    • §1. Bindend advies voor herstelacties: De gewestelijke en gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteurs en de burgemeester moeten bindend advies inwinnen bij de Vlaamse Herstelraad voordat ze een publieke herstelvordering inleiden bij het parket of de burgerlijke rechter, of een ambtshalve uitvoering opstarten. Het advies toetst de conformiteit met de vereisten van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving en de algemene beleidslijnen van herstel. Een positief advies is twee jaar geldig en is een ontvankelijkheidsvoorwaarde. De raad moet binnen 60 dagen advies uitbrengen.
    • §2. Niet-bindend advies over dwangsommen: Advies van de Vlaamse Herstelraad is ook vereist, maar niet bindend, voor beslissingen over de invordering van verbeurde dwangsommen (om te bepalen of het aangewezen is deze niet, gedeeltelijk of tijdelijk in te vorderen).
    • §3. Oprichting en werking: De Vlaamse Herstelraad wordt opgericht bij het departement Omgeving, werkt in volledige onafhankelijkheid, krijgt werkingsmiddelen van het departement, en rapporteert jaarlijks over haar werking. Het procedure- en werkingsreglement wordt door de Vlaamse Regering vastgesteld.
    • §4. Samenstelling: De raad bestaat uit zeven leden, inclusief de voorzitter. De voorzitter en minstens drie andere leden moeten een master in de rechten hebben. Leden worden voor vijf jaar benoemd door de minister van Omgeving op basis van kennis en ervaring in ruimtelijke ordening en relevante regelgeving. Een politiek verkozen mandaat is onverenigbaar.
    • §5. Vergoeding: Leden ontvangen een vergoeding van 200 euro per zitting en reiskosten, jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex.

HOOFDSTUK 5. — Nadere regels voor de bewaring en teruggave van meegevoerde zaken

  • Artikel 17. Bewaring en afhandeling van in beslag genomen zaken
    • §1. Verslag van bewaring: Bij het meevoeren en opslaan van zaken moet de gerechtsdeurwaarder, toezichthouder of herstelinstantie een verslag van bewaring opstellen en een afschrift verstrekken aan de betrokkene.
    • §2. Teruggave en kosten: Deze instanties zorgen voor de bewaring en geven de zaken terug aan de rechthebbende. De teruggave kan worden opgeschort totdat de kosten van ambtshalve uitvoering en bewaring zijn voldaan.
    • §3. Verkoop of vernietiging: Als zaken niet binnen 90 dagen worden opgeëist, mogen ze worden verkocht of vernietigd. Deze termijn kan verkort worden als de bewaringskosten onevenredig hoog worden. Redelijke inspanningen moeten worden geleverd om de rechthebbende te informeren, maar verkoop of vernietiging kan niet binnen 14 dagen na kennisgeving plaatsvinden.

HOOFDSTUK 6. — De toebedeling van handhavingsopbrengsten

  • Artikel 18. Verdeling van inkomsten
    • §1. Deel voor gemeenten: Een deel van de opbrengst van bestuurlijke vervolgingen (milieu of ruimtelijke ordening) wordt toegekend aan de gemeente waar de vaststelling plaatsvond, op voorwaarde dat gemeentelijk personeel, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden of lokale politie het proces-verbaal hebben opgesteld. Dit deel bedraagt 60% van de geïnde opbrengst na aftrek van invorderingskosten.
    • §2. Tijdelijke pro rata verdeling: Zolang het materieel onmogelijk is om de opbrengst per proces-verbaal te berekenen, wordt 25% van de totale opbrengst pro rata verdeeld onder de gemeenten op basis van het aantal opgestelde processen-verbaal.
    • §3. Toepasselijkheid opboetes en voordelen: Deze regels gelden voor bestuurlijke geldboetes, voorstellen tot betaling van geldsommen en voordeelontnemingen/verbeurdverklaringen vanaf 1 april 2026, evenals voor bepaalde oudere regelingen tot 31 maart 2026.

HOOFDSTUK 7. — Beleidslijnen en handhavingsprogramma

  • Artikel 19. Algemene beleidslijnen en omgevingshandhavingsprogramma
    • Vlaamse Regering stelt beleidslijnen vast: Algemene beleidslijnen voor handhaving van ruimtelijke ordening en milieuregelgeving worden vastgesteld door de Vlaamse Regering, op voorstel van de ministers van Omgeving en Justitie en Handhaving. Bestaande beleidslijnen in bijlage 5 zijn van toepassing.
    • Omgevingshandhavingsprogramma: Deze beleidslijnen kunnen worden aangevuld en geconcretiseerd in een omgevingshandhavingsprogramma, dat wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering en bekendgemaakt op de website van het departement.
    • Advies en rapportering: Voor de goedkeuring van beleidslijnen en het programma wordt advies gevraagd aan strategische adviesraden. De minister van Omgeving rapporteert periodiek (minstens tweejaarlijks en vijfjaarlijks) over de uitvoering in een omgevingshandhavingsrapport.
    • Omgevingshandhavingsforum: Een forum wordt georganiseerd voor handhavingspartners om informatie uit te wisselen en kennis te delen.

HOOFDSTUK 8. — Slotbepalingen

  • Artikel 20. Opheffing van regelingen
    • Dit artikel heft verschillende eerdere besluiten en ministeriële besluiten op die betrekking hadden op administratieve geldboetes, milieubeleidsuitvoering, en handhaving van ruimtelijke ordening, waaronder het Handhavingsbesluit Ruimtelijke Ordening van 9 februari 2018.
  • Artikel 21. Overgangsbepaling Vlaamse Herstelraad
    • Zolang de Vlaamse Herstelraad nog niet is samengesteld, worden haar bevoegdheden waargenomen door de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering. Het mandaat van de leden van deze raad wordt verlengd tot uiterlijk 1 april 2027, tenzij ze afzien van hun mandaat. Het huidige procedure- en werkingsreglement blijft van kracht totdat een nieuw is vastgesteld.
  • Artikel 22. Gelijkstelling omgevingshandhavingsprogramma
    • Het omgevingshandhavingsprogramma van 16 december 2022 wordt gelijkgesteld met een handhavingsprogramma onder het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving. Het blijft van toepassing zolang het niet strijdig is met nieuwe Vlaamse regelgeving of de algemene beleidslijnen van dit besluit.
  • Artikel 23. Overgangsbepaling opleidingen
    • Instellingen die vóór 1 april 2026 zijn erkend voor opleidingen op basis van het besluit van 2008, worden tijdelijk gelijkgesteld (tot 31 december 2027) met de instellingen vermeld in dit besluit, op voorwaarde dat hun leerplannen worden aangepast en goedgekeurd. Opleidingen die vóór 1 april 2026 zijn aangevat, worden gelijkgesteld.
  • Artikel 24. Leeswijze van een wetsartikel
    • Dit artikel specificeert dat tot 8 april 2026 een bepaalde zinsnede in artikel 6, §5, derde lid, 5° van dit besluit anders gelezen moet worden, verwijzend naar een ander artikel van het Strafwetboek.
  • Artikel 25. Inwerkingtreding
    • De meeste bepalingen van dit besluit treden in werking op 1 april 2026, met uitzondering van artikel 18 (over toebedeling van handhavingsopbrengsten), dat in werking treedt op de dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad. Ook bepaalde delen van het decreet van 26 april 2024 en een artikel van het natuurbehouddecreet treden op 1 april 2026 in werking.
  • Artikel 26. Uitvoering
    • De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, en de Vlaamse minister bevoegd voor justitie en handhaving, zijn ieder voor wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Dit besluit is ondertekend in Brussel op 23 mei 2025 door de Minister-president van de Vlaamse Regering, de Vlaamse minister van Onderwijs, Justitie en Werk, en de Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw.

 

 

 

Hieronder volgt een overzichtelijke uitleg van elk artikel uit de bron, in de vorm van vraag en antwoord:


HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

Artikel 1: Naamgeving van het besluit

  • Vraag: Hoe wordt dit besluit aangehaald?
    • Antwoord: Dit besluit wordt aangehaald als: het Omgevingshandhavingsbesluit van 23 mei 2025.

Artikel 2: Definities

  • Vraag: Welke termen worden in dit besluit gedefinieerd?
    • Antwoord: In dit besluit worden de volgende termen gedefinieerd:
      • decreet van 5 april 1995: het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
      • departement: het departement Omgeving.
      • gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur: het personeelslid vermeld in artikel 1.4.9, § 1, derde lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.
      • GPBV-installatie: een GPBV-installatie zoals vermeld in artikel 5.1.1, 6°, van het decreet van 5 april 1995.
      • gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur: het personeelslid vermeld in artikel 1.4.9, § 1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.
      • indelingslijst: de indelingslijst, vermeld in artikel 5.1.1, 7°, van het decreet van 5 april 1995.
      • milieuhygiëneregelgeving: de regelgeving, vermeld in artikel 16.1.1, § 1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995, en de regelgeving, vermeld in artikel 3, 3°, 4°, 6°, 7°, 9° tot en met 12°, 14° t/m 21°, 23°, 25° tot en met 32°, en in artikel 4, van dit besluit.
      • referentiemeetmethode: een geschreven en publiek toegankelijke methode die voor een bepaalde meting is omschreven en die voldoet aan bepaalde vereisten zoals nader omschreven in artikel 9, § 2.
      • toezichthouder, bevoegd voor omgevingshandhaving: elke toezichthouder als vermeld in artikel 8, § 2, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, die bevoegd is voor de handhaving van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en/of de regelgeving, vermeld in artikel 16.1.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995, of onderdelen daarvan.

Artikel 3: Milieuregelgeving van de Europese Unie

  • Vraag: Welke verordeningen en de daaruit voortvloeiende verordeningen behoren tot de milieuregelgeving van de Europese Unie, zoals vermeld in artikel 16.1.1, § 1, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995?
    • Antwoord: Diverse verordeningen behoren hiertoe, waaronder:
      • Verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van 4 november 1991 (verbod op wildklemmen).
      • Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 (bescherming van dier- en plantensoorten).
      • Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (persistente organische verontreinigende stoffen).
      • Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 (Europees register inzake uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen).
      • Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 (uitvoeringsbepalingen inzake bescherming van dier- en plantensoorten).
      • Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 (overbrenging van afvalstoffen).
      • Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 (REACH).
      • ...en vele andere, tot aan Verordening (EU) 2024/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 (overbrenging van afvalstoffen).

Artikel 4: Internationale milieuregelgeving

  • Vraag: Welk verdrag wordt beschouwd als internationale milieuregelgeving, zoals vermeld in artikel 16.1.1, § 1, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995?
    • Antwoord: Het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996, behoort tot deze regelgeving.

Artikel 5: Lijst van inbreuken

  • Vraag: Waar is de lijst van inbreuken in het kader van milieuhandhaving, vermeld in artikel 16.6.6, § 1, van het decreet van 5 april 1995, opgenomen?
    • Antwoord: Deze lijst is opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

HOOFDSTUK 2. — Toezicht en opsporing

Afdeling 1. — Aanstelling van de toezichthouders en officieren van gerechtelijke politie - hulpofficieren van de procureur des Konings

Artikel 6: Toezichthouders en bevoegdheden

  • Vraag: Wat wordt in dit artikel verstaan onder "milieubeheerregelgeving"?
    • Antwoord: Dit omvat de regelgeving vermeld in artikel 16.1.1, § 1, eerste lid, 2°, 3°, 4°, 5°/1, 7°, 9°, 11°, 12°, 14°, 15°, 16°, 17°bis, 19°, 21°, 22°, van het decreet van 5 april 1995, artikel 12 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, en de regelgeving vermeld in artikel 3, 1°, 2°, 5°, 8°, 13°, 22° en 24°, van dit besluit.
  • Vraag: Welke personeelsleden kunnen toezichthouders voor omgevingshandhaving zijn?
    • Antwoord: De volgende personeelsleden kunnen toezichthouders zijn:
      • Personeelsleden van het departement Omgeving.
      • Personeelsleden van het Agentschap voor Natuur en Bos.
      • Personeelsleden van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM).
      • Personeelsleden van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap.
      • Personeelsleden van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).
      • Personeelsleden van de Vlaamse Landmaatschappij.
      • Personeelsleden van het Departement Zorg.
      • Personeelsleden van het Agentschap Wegen en Verkeer.
      • Personeelsleden van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken.
      • Personeelsleden van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust.
      • Personeelsleden van het agentschap De Vlaamse Waterweg nv.
  • Vraag: Hoe kan de leidend ambtenaar van een entiteit de toezichts- en opsporingsopdracht van toezichthouders beperken?
    • Antwoord: De opdracht kan worden beperkt tot:
      • Een of meer van de volgende bevoegdheidspakketten:
        • De handhaving van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.
        • De handhaving van de milieubeheerregelgeving.
        • De handhaving van de milieuhygiëneregelgeving.
        • De handhaving van milieuvoorschriften voor geluid.
      • Toezichthouders zonder de hoedanigheid van agent van gerechtelijke politie.
  • Vraag: Zijn er toezichthouders die niet bevoegd zijn voor toezicht en opsporing betreffende milieuvoorschriften voor klasse 1 inrichtingen?
    • Antwoord: Ja, toezichthouders vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, zijn niet bevoegd voor het toezicht en de opsporing betreffende milieuvoorschriften voor inrichtingen die conform de indelingslijst zijn ingedeeld als inrichtingen van klasse 1.
  • Vraag: Kunnen deze toezichthouders, in afwijking van de beperking, toch vaststellingen doen voor klasse 1 inrichtingen?
    • Antwoord: Ja, ze kunnen voor inrichtingen van klasse 1 vaststellingen verrichten op basis van zintuiglijke waarneming en zaken onderzoeken conform artikel 15 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, inclusief het betredingsrecht vermeld in artikel 18 van dat decreet, indien dit nodig is voor die vaststellingen en onderzoeken.
  • Vraag: Kan een bijzondere veldwachter worden aangesteld als toezichthouder voor omgevingshandhaving?
    • Antwoord: Ja, de bijzondere veldwachter kan worden aangesteld als toezichthouder, bevoegd voor omgevingshandhaving, door de leidend ambtenaar van het Agentschap voor Natuur en Bos.
  • Vraag: Hoe gebeurt de aanstelling van een bijzondere veldwachter als toezichthouder voor omgevingshandhaving?
    • Antwoord: De aanstelling gebeurt op voordracht van degene die de bijzondere veldwachter heeft aangesteld overeenkomstig artikel 61 van het Veldwetboek en met het voorafgaand akkoord van de betrokken bijzondere veldwachter.
  • Vraag: Welke beperkingen gelden er voor de bevoegdheid van een bijzondere veldwachter als toezichthouder voor omgevingshandhaving?
    • Antwoord: De bevoegdheid is beperkt tot het bevoegdheidspakket milieubeheerregelgeving of welbepaalde regelgeving daaruit, zoals omschreven in het aanstellingsbesluit. De territoriale bevoegdheid is beperkt tot de terreinen waarvoor hij als bijzondere veldwachter werd aangesteld, en kan verder beperkt worden in het besluit.
  • Vraag: Welke voorwaarden moet een bijzondere veldwachter minstens vervullen om de hoedanigheid van toezichthouder voor omgevingshandhaving te verkrijgen en te behouden?
    • Antwoord: De bijzondere veldwachter mag onder meer niet volledig of gedeeltelijk vervallen zijn verklaard van de rechten vermeld in artikel 37, 6° en 7° van het Strafwetboek.

Artikel 7: Hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie

  • Vraag: Wie verleent toezichthouders de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie - hulpofficier van de procureur des Konings?
    • Antwoord: De Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving, wijst hen daartoe aan, op voordracht van de entiteit of instantie die hen als toezichthouder heeft aangesteld.
  • Vraag: Zijn er uitzonderingen op deze regel?
    • Antwoord: Ja, de toezichthouders vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, 5° en 7°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, zijn uitgezonderd. Voor de toezichthouders vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, 7°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving en in artikel 6, § 5 van dit besluit, verkrijgen zij de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie als ze daartoe worden aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving, op voordracht van de aanstellende entiteit of instantie.
  • Vraag: Hoe verkrijgen toezichthouders de hoedanigheid van toezichthouder als vermeld in artikel 22, § 1, eerste lid, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023?
    • Antwoord: Ze verkrijgen deze hoedanigheid als ze daartoe worden aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving, op voordracht van de entiteit of instantie die hen als toezichthouder heeft aangesteld.
  • Vraag: Hoe verkrijgen toezichthouders de hoedanigheid van toezichthouder voor de handhaving van de regelgeving, vermeld in artikel 16.1.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995?
    • Antwoord: Ze verkrijgen deze hoedanigheid als ze daartoe worden aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving, op voordracht van de entiteit of instantie die hen als toezichthouder heeft aangesteld.

Afdeling 2. — Opleiding

Artikel 8: Opleidingsvereisten voor toezichthouders

  • Vraag: Wat wordt in dit artikel verstaan onder "agentschap"?
    • Antwoord: Het Agentschap Justitie en Handhaving dat is opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 september 2021.
  • Vraag: Welke modules moet een persoon volgen om te worden aangewezen als toezichthouder, bevoegd voor omgevingshandhaving?
    • Antwoord: De opleiding moet de volgende modules omvatten:
      1. Het proportionele gebruik van de bevoegdheden voor toezicht en opsporing, vermeld in hoofdstuk 2 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving.
      2. Processen-verbaal en verslagen van vaststelling opstellen.
      3. Communicatievaardigheden en conflictbeheersing.
      4. Verdachten en getuigen verhoren.
      5. Het gebruik van de bevoegdheid om beveiligingsmaatregelen op te leggen, vermeld in hoofdstuk 5 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving.
      6. Kennis over de bevoegdheidspakketten, vermeld in artikel 6, § 3, 1°, van dit besluit.
  • Vraag: Wie biedt de trainingsmodules aan?
    • Antwoord: Modules 1 t/m 5 worden aangeboden door instellingen erkend door de Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving. Module 6 wordt aangeboden door het departement Omgeving of door instellingen erkend door de Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving.
  • Vraag: Moeten alle toezichthouders de module "verdachten en getuigen verhoren" volgen?
    • Antwoord: Nee, toezichthouders die niet de hoedanigheid hebben van agent van gerechtelijke politie, hoeven deze module niet te volgen.
  • Vraag: Welke aanvullende opleiding is vereist voor toezichthouders die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie willen verkrijgen?
    • Antwoord: Ze moeten een opleiding volgen over het gebruik van de specifieke bevoegdheden die verbonden zijn aan die hoedanigheden, aangeboden door instellingen erkend door de Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving.
  • Vraag: Welke erkenningsvoorwaarden gelden voor instellingen die de opleidingen aanbieden?
    • Antwoord: De instellingen moeten beschikken over gekwalificeerde medewerkers, de nodige lokalen en materiële uitrusting, en leerplannen die een adequate invulling geven aan de leerdoelen van de modules. De bevoegde minister kan deze voorwaarden nader bepalen.
  • Vraag: Hoe worden wijzigingen in leerplannen goedgekeurd?
    • Antwoord: Wijzigingen voor modules 1 t/m 5 moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan het agentschap (Justitie en Handhaving), en wijzigingen voor module 6 aan het departement (Omgeving).
  • Vraag: Hoe wordt een bewijs van gevolgde opleiding of modules verkregen?
    • Antwoord: Het departement of de instelling die de opleiding of modules heeft verstrekt, verleent een attest als bewijs.
  • Vraag: Wanneer worden de opleidingsvereisten van kracht?
    • Antwoord: De opleidingsvereisten voor modules 1 t/m 5 en de aanvullende opleiding voor officieren van gerechtelijke politie worden van toepassing één jaar nadat één of meer instellingen daarvoor erkend zijn.
  • Vraag: Zijn er uitzonderingen op de opleidingsvereisten?
    • Antwoord: Ja, de opleidingsvereisten gelden niet voor personeelsleden van het operationele kader van de politiediensten, noch voor de personen vermeld in artikel 107, eerste en tweede lid, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving. Deze personen moeten de modules en opleidingen alsnog volgen zodra ze daarvoor worden opgeroepen.
  • Vraag: Kunnen reeds gevolgde opleidingen of diploma's gelijkgesteld worden met de vereiste opleidingen?
    • Antwoord: Ja, de Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving, kan opleidingen die vóór de ingangsdatum zijn georganiseerd gelijkstellen met alle of bepaalde modules 1 t/m 5, of een lijst bepalen met diploma's en getuigschriften die vrijstellen van deze modules. De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, kan hetzelfde doen voor module 6.
  • Vraag: Is het mogelijk om als toezichthouder te worden aangesteld zonder de vereiste opleiding te hebben gevolgd?
    • Antwoord: Ja, personen die over de nodige kennis en eigenschappen beschikken, kunnen voor een niet-verlengbare termijn van vijf jaar worden aangesteld, op voorwaarde dat paragraaf 8 (uitzonderingen voor politiediensten en art. 107) wordt toegepast.
  • Vraag: Moeten toezichthouders bijscholing volgen?
    • Antwoord: Ja, ze moeten bijscholing volgen voor de onderwerpen vermeld in paragraaf 2, 1° tot en met 6°, als ze daarvoor worden opgeroepen door het agentschap of het departement.

Afdeling 3. — Technische controles

Artikel 9: Uitvoering van technische controles

  • Vraag: Hoe worden technische controles uitgevoerd?
    • Antwoord: Technische controles, zoals monsternemingen, metingen, proeven, analyses en verificaties, worden uitgevoerd conform de bepalingen van paragraaf 2 en bijlage 2 van dit besluit.
  • Vraag: Op basis waarvan worden technische controles uitgevoerd en in welke volgorde worden referentiemeetmethoden toegepast?
    • Antwoord: Ze worden uitgevoerd op basis van een referentiemeetmethode door toezichthouders of erkende natuurlijke of rechtspersonen. De methoden worden in de volgende hiërarchie toegepast:
      • Methoden vermeld in toepasselijke wetten, decreten en besluiten in het Vlaamse Gewest.
      • Methoden vermeld in Belgische normen van het NBN.
      • Methoden vermeld in normen van het Comité Européen de Normalisation (CEN).
      • Methoden vermeld in normen van de International Organization for Standardization (ISO).
      • Methoden uitgegeven door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).
  • Vraag: Kan een toezichthouder afwijken van de vastgestelde hiërarchie van referentiemeetmethoden?
    • Antwoord: Ja, de toezichthouder kan op gemotiveerde wijze beslissen dat een bepaalde referentiemeetmethode gebruikt kan worden, zelfs als dit afwijkt van de hiërarchie.
  • Vraag: Wat gebeurt er als er geen referentiemeetmethode bestaat voor een specifieke technische controle?
    • Antwoord: Die technische controle wordt uitgevoerd volgens een methode die de toezichthouder in kwestie aanvaardt.
  • Vraag: Wat gebeurt er als er geen erkende natuurlijke of rechtspersoon bestaat om een specifieke technische controle uit te voeren?
    • Antwoord: De technische controle kan dan ook uitgevoerd worden door een geaccrediteerd laboratorium, of bij gebreke daaraan, door een natuurlijke of rechtspersoon die door de betrokken toezichthouder wordt aanvaard.

HOOFDSTUK 3. — Bestuurlijke sanctionering

Artikel 10: Aanwijzing van beboetingsinstantie

  • Vraag: Wie wijst de personeelsleden aan die optreden als beboetingsinstantie?
    • Antwoord: De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, of de gemachtigde van de minister wijst de personeelsleden van het departement aan die optreden als beboetingsinstantie.

HOOFDSTUK 4. — Herstel

Afdeling 1. — Herstelinstanties

Artikel 11: Aanwijzing van herstelinstanties

  • Vraag: Wie wijst personeelsleden aan die herstelinstantie zijn?
    • Antwoord: De leidend ambtenaren, vermeld in artikel 6, § 2, tweede lid, van dit besluit, wijzen de personeelsleden van hun entiteit aan die herstelinstantie zijn conform artikel 16.1.3 van het decreet van 5 april 1995.
  • Vraag: Voor welke regelgeving zijn deze herstelinstanties bevoegd?
    • Antwoord: Ze zijn bevoegd voor de regelgeving vermeld in artikel 16.1.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995. De bevoegdheid van bepaalde herstelinstanties is beperkt tot de milieuvoorschriften vermeld in bijlage 3.
  • Vraag: Wie wijst de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs aan?
    • Antwoord: De leidend ambtenaar van het departement wijst de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs aan.

Afdeling 2. — Herstelschikkingen

Artikel 12: Sluiten en bekrachtigen van herstelschikkingen

  • Vraag: Wie kan herstelschikkingen sluiten?
    • Antwoord: Herstelinstanties vermeld in artikel 16.1.3 van het decreet van 5 april 1995 en artikel 1.4.9 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, die niet tot de Vlaamse overheid behoren, kunnen herstelschikkingen sluiten binnen de grenzen van hun bevoegdheid.
  • Vraag: Wanneer en door welke instanties of personen worden herstelschikkingen bekrachtigd?
    • Antwoord: Herstelschikkingen worden bekrachtigd door de volgende instanties of personen:
      • Als ze betrekking hebben op publieke schade aan belangen die door de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 worden beschermd: de Vlaamse herstelraad, vermeld in artikel 16 van dit besluit.
      • Als ze uitgaan van een herstelinstantie van de Vlaamse overheid, en betrekking hebben op publieke schade aan belangen die door milieuvoorschriften worden beschermd: de leidend ambtenaar van de entiteit waartoe de herstelinstantie behoort, of de gemachtigde van die leidend ambtenaar.
      • Als ze uitgaan van een herstelinstantie vermeld in het eerste lid, en betrekking hebben op publieke schade aan belangen die door milieuvoorschriften worden beschermd: het college van burgemeester en schepen van de gemeente waarin de publieke schade zich heeft voorgedaan.
  • Vraag: In welke situatie worden herstelschikkingen bekrachtigd door de Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, of diens gemachtigde?
    • Antwoord: Dit gebeurt wanneer de financiële tegenwaarde van de publieke schade die feitelijk onhersteld blijft een begroot bedrag van meer dan 500.000 euro overstijgt.

Afdeling 3. — Handhavingsverzoeken

Artikel 13: Indienen en ontvankelijkheid van handhavingsverzoeken

  • Vraag: Waar en hoe moet een handhavingsverzoek worden ingediend in geval van milieuschendingen of overtredingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening?
    • Antwoord: Het verzoek wordt ingediend met een beveiligde zending bij:
      • Een bevoegde herstelinstantie (artikel 16.1.3, § 1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995) als het een schending van milieuvoorschriften betreft.
      • De bevoegde gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of de burgemeester of diens plaatsvervanger als het een schending van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening betreft.
  • Vraag: Kan een handhavingsverzoek met betrekking tot de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening worden overgemaakt aan de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur?
    • Antwoord: Ja, als het verzoek inpasbaar is in de gewestelijke prioriteiten ruimtelijke ordening, kan het door de gemeentelijke instanties worden overgemaakt voor verdere afhandeling.
  • Vraag: Wanneer is een handhavingsverzoek onontvankelijk?
    • Antwoord: Een handhavingsverzoek is onontvankelijk als het wordt ingediend bij meer dan één bevoegde herstelinstantie.
  • Vraag: Wat gebeurt er als een handhavingsverzoek betrekking heeft op een combinatie van milieuschendingen en schendingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening?
    • Antwoord: De verzoeker moet dit in het verzoek vermelden. De ontvangende herstelinstantie betrekt de andere bevoegde instanties en ze nemen samen een beslissing.
  • Vraag: Aan welke voorwaarden moet een handhavingsverzoek voldoen om ontvankelijk te zijn?
    • Antwoord: Het moet:
      • De voor- en achternaam en woonplaats van de verzoeker bevatten (of maatschappelijke benaming en zetel voor rechtspersonen), inclusief eventuele woonplaatskeuze bij de raadsman.
      • Ondertekend zijn door de verzoeker of diens raadsman, met een schriftelijke machtiging indien de raadsman geen advocaat is.
      • De gegevens bevatten zoals vermeld in artikel 96, tweede lid, 1° tot en met 3°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.
      • In voorkomend geval een inventaris van de bijgevoegde overtuigingsstukken bevatten.
  • Vraag: Kan een handhavingsverzoek worden geregulariseerd als het niet aan de voorwaarden voldoet?
    • Antwoord: Ja, de verzoeker kan via een beveiligde zending gevraagd worden om het verzoek te regulariseren binnen 7 dagen na kennisgeving van het regularisatieverzoek.
  • Vraag: Binnen welke termijn wordt de verzoeker op de hoogte gebracht van de beslissing over een handhavingsverzoek?
    • Antwoord: De behandelende overheid brengt de verzoeker zo snel mogelijk en in elk geval binnen zestig dagen na de kennisgeving van het verzoek met een beveiligde zending op de hoogte van haar beslissing.
  • Vraag: Kan een nieuw handhavingsverzoek voor dezelfde schade worden ingediend als er al een eerder verzoek loopt?
    • Antwoord: Nee, zolang niet definitief is beslist over een eerder handhavingsverzoek voor dezelfde schade, kan geen nieuw handhavingsverzoek voor dezelfde schade worden ingediend.

Afdeling 4. — Beroep tegen herstelbeslissingen

Artikel 14: Beroepsprocedure tegen herstelbeslissingen

  • Vraag: Wie kan beroep aantekenen tegen een bestuurlijke herstelbeslissing?
    • Antwoord: De overtreder kan beroep aantekenen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, conform artikel 98 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.
  • Vraag: Schorst het beroep de bestuurlijke herstelbeslissing?
    • Antwoord: Het beroep schorst de bestuurlijke herstelbeslissingen, met uitzondering van de daarin opgelegde inperkende maatregelen en beslissingen van bestuursdwang buiten de context van een bestuurlijk herstelbevel.
  • Vraag: Hoe en binnen welke termijn moet het beroep worden ingediend?
    • Antwoord: Het beroep wordt binnen een vervaltermijn van twintig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing ingediend via het maatregelenregister of met een beveiligde zending gericht aan de Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving. Indien de beroepsindiener gehoord wil worden, moet dit in het beroepschrift worden gemeld.
  • Vraag: Aan welke voorwaarden moet het beroepschrift voldoen op straffe van onontvankelijkheid?
    • Antwoord: Het beroepschrift moet:
      • De voor- en achternaam en woonplaats van de beroepsindiener bevatten (of maatschappelijke benaming en zetel), inclusief eventuele woonplaatskeuze bij de raadsman.
      • Ondertekend zijn door de beroepsindiener of diens raadsman, met een schriftelijke machtiging indien de raadsman geen advocaat is.
      • Het voorwerp van het beroep vermelden, met een omschrijving van de ingeroepen argumenten.
      • Een kopie van de bestreden beslissing bevatten (niet van toepassing bij indiening via het maatregelenregister).
  • Vraag: Moeten overtuigingsstukken die al in het hersteldossier zijn opgenomen, opnieuw worden gevoegd bij het beroepschrift?
    • Antwoord: Nee, deze hoeven niet gevoegd te worden. Het beroepschrift moet wel een inventaris van de overtuigingsstukken bevatten.
  • Vraag: Kan een beroepschrift worden geregulariseerd als het niet aan de voorwaarden voldoet?
    • Antwoord: Ja, de beroepsindiener kan met een beveiligde zending gevraagd worden om het beroepschrift te regulariseren binnen 7 dagen na kennisgeving van het regularisatieverzoek.
  • Vraag: Hoe onderzoekt het departement de ontvankelijkheid van het beroep?
    • Antwoord: Als het beroep onontvankelijk is, wordt de beroepsindiener en de herstelinstantie binnen veertien dagen op de hoogte gebracht met een beveiligde zending, en de procedure is beëindigd. Als het beroep ontvankelijk is, worden zij ook daarvan op de hoogte gebracht.
  • Vraag: Hoe nemen de Vlaamse minister en het departement kennis van het hersteldossier?
    • Antwoord: Zij nemen kennis via het maatregelenregister. Bij technische onmogelijkheid wordt de herstelinstantie verzocht het dossier integraal over te maken binnen een door het departement bepaalde termijn.
  • Vraag: Wanneer geeft het departement advies over een ontvankelijk beroep?
    • Antwoord: Het departement geeft binnen vijfenveertig dagen vanaf de datum van kennisgeving van de ontvankelijkheid advies, dat onmiddellijk aan de Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, wordt bezorgd. De termijn kan langer zijn indien het dossier pas later integraal ontvangen wordt.
  • Vraag: Binnen welke termijn neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, een beslissing over het beroep?
    • Antwoord: Binnen een vervaltermijn van negentig dagen na het instellen van het beroep neemt de minister een beslissing.
  • Vraag: Kan de minister ook beslissen over dwangsommen die al verbeurd zijn?
    • Antwoord: Ja, de minister kan ook een beslissing nemen over eventueel al verbeurde dwangsommen.
  • Vraag: Wordt advies van de Vlaamse Herstelraad ingewonnen bij beroepen over publieke herstelmaatregelen voor ruimtelijke ordening? Is dit advies bindend?
    • Antwoord: Ja, het advies van de Vlaamse Herstelraad (vermeld in artikel 16) wordt ingewonnen. Dit advies onderzoekt of de maatregelen overeenstemmen met de vereisten van artikel 48 en de beleidslijnen van artikel 76 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving. Het advies is niet bindend.
  • Vraag: Kan de beslissingstermijn worden verlengd en wanneer wordt deze geschorst?
    • Antwoord: De minister kan de beslissingstermijn eenmalig met zestig dagen verlengen, mits de beroepsindiener tijdig op de hoogte wordt gebracht. De termijn is geschorst vanaf de adviesaanvraag totdat het advies is verleend of de termijn voor advies is verstreken.
  • Vraag: Wat gebeurt er als de minister niet tijdig beslist of de termijnverlenging niet tijdig meedeelt?
    • Antwoord: De herstelbeslissing vervalt. De overtreder en de herstelinstantie worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het verval.
  • Vraag: Hoe en binnen welke termijn worden de beroepsindiener en de herstelinstantie op de hoogte gebracht van de beslissing van de minister?
    • Antwoord: Zij worden binnen tien dagen na de beslissing met een beveiligde zending op de hoogte gebracht.

Afdeling 5. — Herstel bij financieel equivalent

Artikel 15: Monetaire waardering van publieke schade

  • Vraag: Hoe gebeurt de monetaire waardering voor publieke schade aan belangen die door de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening worden beschermd?
    • Antwoord: Dit gebeurt op basis van de regels en de forfaitaire bedragen vermeld in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.
  • Vraag: Hoe zullen regels en forfaitaire bedragen voor de monetaire waardering van publieke schade aan milieubeschermde belangen worden opgenomen in dit besluit?
    • Antwoord: Zodra de Vlaamse Regering deze regels en bedragen bepaalt, zullen ze worden opgenomen in een bijlage bij dit besluit, met een omschrijving van de specifieke publieke schade waarop ze van toepassing zijn.

Afdeling 6. — De Vlaamse herstelraad

Artikel 16: Advies en samenstelling van de Vlaamse herstelraad

  • Vraag: Wanneer moeten de gewestelijke en gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteurs en de burgemeester of diens plaatsvervanger advies inwinnen bij de Vlaamse herstelraad?
    • Antwoord: Zij moeten advies inwinnen voordat ze de volgende acties ondernemen:
      • Een publieke herstelvordering voor schade aan ruimtelijke ordening inleiden bij het parket of aanhangig maken bij de burgerlijke rechter.
      • Een ambtshalve uitvoering van publieke herstelmaatregelen voor schade aan ruimtelijke ordening opstarten.
      • Een beslissing nemen met betrekking tot de invordering van dwangsommen, verbeurd als gevolg van het niet tijdig uitvoeren van publieke herstelmaatregelen voor schade aan ruimtelijke ordening.
  • Vraag: Wat onderzoekt het advies van de Vlaamse Herstelraad in deze gevallen?
    • Antwoord: Het advies onderzoekt in hoeverre de herstelvordering of de voorgenomen ambtshalve uitvoering overeenstemt met de vereisten van artikel 48 en de algemene beleidslijnen van herstel van artikel 76 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving. Voor dwangsommen onderzoekt het of het aangewezen is de opeisbare dwangsomschuld niet of maar gedeeltelijk in te vorderen of tijdelijk op te schorten, rekening houdend met de criteria van artikel 99 van het Kaderdecreet.
  • Vraag: Is het advies van de Vlaamse Herstelraad bindend voor de herstelinstantie?
    • Antwoord: Ja, het advies met betrekking tot herstelvorderingen en ambtshalve uitvoering is bindend voor de herstelinstantie. Een positief advies is twee jaar geldig en een ontvankelijkheidsvoorwaarde voor de vordering. Het advies over dwangsommen is niet bindend.
  • Vraag: Hoe wordt het advies gevraagd en binnen welke termijn moet het worden uitgebracht?
    • Antwoord: Het advies wordt gevraagd via het maatregelenregister of bij beveiligde zending. De Vlaamse herstelraad brengt advies uit binnen een vervaltermijn van zestig dagen.
  • Vraag: Waar wordt de Vlaamse herstelraad opgericht en welke bijkomende taak heeft deze raad?
    • Antwoord: De Vlaamse herstelraad wordt opgericht bij het departement en staat ook in voor de bekrachtiging van bepaalde herstelschikkingen conform artikel 12, tweede lid, 1°.
  • Vraag: Hoe is de onafhankelijkheid van de leden van de Vlaamse herstelraad gewaarborgd?
    • Antwoord: De leden oefenen hun functie uit in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de Vlaamse overheid.
  • Vraag: Wie stelt de werkingsmiddelen ter beschikking en hoe wordt hierover gerapporteerd?
    • Antwoord: Het departement stelt de nodige werkingsmiddelen ter beschikking. De Vlaamse herstelraad rapporteert jaarlijks over zijn werking en de besteding van de middelen.
  • Vraag: Wie stelt het procedure- en werkingsreglement vast?
    • Antwoord: Het reglement wordt door de Vlaamse Regering vastgesteld op voorstel van de Vlaamse herstelraad.
  • Vraag: Wanneer treedt het procedure- en werkingsreglement in werking?
    • Antwoord: Het reglement treedt in werking op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
  • Vraag: Hoe is de Vlaamse herstelraad samengesteld?
    • Antwoord: De raad is samengesteld uit zeven leden, waaronder de voorzitter.
  • Vraag: Welke kwalificaties moeten de voorzitter en de leden hebben?
    • Antwoord: De voorzitter en minstens drie andere leden moeten de graad van master in de rechten bezitten. De voorzitter moet bekwaam zijn om een dienst aan te sturen en ervaring hebben in leidinggeven.
  • Vraag: Hoe worden kandidaten voor de Vlaamse herstelraad bekendgemaakt?
    • Antwoord: Voor de eerste benoeming en bij de beëindiging van het mandaat van voorzitter of lid wordt een oproep tot de kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
  • Vraag: Wie wijst de leden aan en voor welke termijn?
    • Antwoord: De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, wijst de leden aan voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar op basis van hun kennis en ervaring.
  • Vraag: Welke mandaten zijn onverenigbaar met het lidmaatschap van de Vlaamse herstelraad?
    • Antwoord: Het mandaat van lid is onverenigbaar met een politiek verkozen mandaat.
  • Vraag: Kunnen er toegevoegde leden worden aangewezen?
    • Antwoord: Ja, de Vlaamse Regering kan, om aan uitzonderlijke omstandigheden het hoofd te bieden, toegevoegde leden aanwijzen voor een bepaalde duur.
  • Vraag: Welke vergoeding ontvangen de voorzitter en leden van de Vlaamse herstelraad?
    • Antwoord: Zij ontvangen per zitting waarop ze aanwezig zijn een vergoeding van 200 euro en reiskosten, conform de regeling die geldt voor personeelsleden van de Vlaamse overheid. De vergoeding van 200 euro wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van het cijfer van de gezondheidsindex.

HOOFDSTUK 5. — Nadere regels voor de bewaring en teruggave van meegevoerde zaken

Artikel 17: Bewaring en teruggave van meegevoerde zaken

  • Vraag: Wat moet er gebeuren wanneer zaken worden meegevoerd en opgeslagen op grond van artikel 71, § 1, tweede lid, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving?
    • Antwoord: De gerechtsdeurwaarder, toezichthouder of herstelinstantie moet dit melden in een verslag van bewaring, waarvan een afschrift wordt verstrekt aan degene die de zaken onder beheer had en, indien bekend, aan de rechthebbende.
  • Vraag: Wie is verantwoordelijk voor de bewaring en teruggave van de opgeslagen zaken?
    • Antwoord: De gerechtsdeurwaarder, de toezichthouder of de herstelinstanties zijn verantwoordelijk voor de bewaring en geven de zaken terug aan de rechthebbende.
  • Vraag: Kan de afgifte van de zaken worden opgeschort?
    • Antwoord: Ja, de afgifte kan worden opgeschort totdat de kosten verbonden aan de ambtshalve uitvoering van de bestuurlijke herstel- of beveiligingsbeslissing, inclusief voorbereidingskosten en bewaringskosten, zijn voldaan. Indien de rechthebbende niet als herstelplichtige overtreder of houder van rechten kan worden beschouwd, kan de afgifte alleen afhankelijk worden gesteld van de betaling van de bewaringskosten.
  • Vraag: Wat gebeurt er als meegevoerde en opgeslagen zaken niet binnen negentig dagen worden opgeëist?
    • Antwoord: De gerechtsdeurwaarder, toezichthouder of herstelinstantie is gerechtigd de zaken te verkopen of, indien verkoop niet mogelijk is, de zaak om niet aan een derde in eigendom over te dragen of te laten vernietigen.
  • Vraag: Moet de termijn van negentig dagen altijd worden afgewacht?
    • Antwoord: Nee, de termijn van negentig dagen hoeft niet te worden afgewacht zodra de bewaringskosten, vermeerderd met de geraamde kosten voor verkoop, eigendomsoverdracht of vernietiging, in verhouding tot de waarde van de zaak onevenredig hoog worden.
  • Vraag: Worden er inspanningen geleverd om de rechthebbende te identificeren?
    • Antwoord: Ja, in voorkomend geval worden redelijke inspanningen geleverd om de rechthebbende te identificeren en tijdig op de hoogte te brengen van de voorgenomen eigendomsoverdracht of vernietiging.
  • Vraag: Binnen welke termijn kan verkoop, eigendomsoverdracht of vernietiging nooit plaatsvinden?
    • Antwoord: Dit kan nooit plaatsvinden binnen veertien dagen na de kennisgeving.

HOOFDSTUK 6. — De toebedeling van handhavingsopbrengsten

Artikel 18: Verdeling van handhavingsopbrengsten

  • Vraag: Hoe worden opbrengsten van bestuurlijke vervolgingen verdeeld?
    • Antwoord: Een deel van de opbrengst van bestuurlijke vervolgingen (milieumisdrijven, ruimtelijke ordening, etc.) die op jaarbasis door de Vlaamse overheid wordt geïnd, komt toe aan de gemeente waarin de vaststelling gebeurde. Dit geldt op voorwaarde dat gemeentelijke personeelsleden, personeelsleden van een intergemeentelijk samenwerkingsverband, of personeelsleden van de lokale politie het proces-verbaal of verslag van vaststelling hebben opgesteld.
  • Vraag: Hoe groot is het deel van de opbrengst dat naar de gemeente gaat?
    • Antwoord: Het deel bedraagt 60% van de opbrengst die op jaarbasis wordt geïnd.
  • Vraag: Wat wordt verstaan onder "opbrengst" in dit context?
    • Antwoord: Opbrengst betekent de geïnde gelden na aftrek van de kosten, gemaakt voor de gedwongen invordering van deze gelden.
  • Vraag: Wat gebeurt er als het materieel onmogelijk is om de geïnde opbrengst per proces-verbaal te berekenen?
    • Antwoord: Dan wordt 25% van de totale opbrengst van de bestuurlijke vervolgingen, die op jaarbasis wordt geïnd, pro rata verdeeld onder de gemeenten volgens het aantal aanvankelijke processen-verbaal en verslagen van vaststelling op hun grondgebied in datzelfde jaar.
  • Vraag: Wie stelt de datum vast waarop deze materiële onmogelijkheid ophoudt te bestaan?
    • Antwoord: De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, stelt deze datum vast.
  • Vraag: Op welke geïnde opbrengsten zijn deze bepalingen van toepassing?
    • Antwoord: Ze zijn van toepassing op geïnde opbrengsten uit:
      • Bestuurlijke geldboetes, voorstellen tot betaling van een geldsom en voordeelontnemingen conform het decreet van 5 april 1995 (tot en met 31 maart 2026).
      • Bestuurlijke geldboetes en voorstellen tot betaling van een geldsom conform de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 (tot en met 31 maart 2026).
      • Bestuurlijke geldboetes, voorstellen tot betaling van een geldsom en verbeurdverklaringen van bedragen conform het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 (vanaf 1 april 2026).

HOOFDSTUK 7. — Beleidslijnen en handhavingsprogramma

Artikel 19: Vaststelling van beleidslijnen en omgevingshandhavingsprogramma

  • Vraag: Wie stelt de algemene beleidslijnen vast voor de handhaving van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de regelgeving inzake milieubeleid?
    • Antwoord: Deze worden vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, en de Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving, elk voor wat hen betreft.
  • Vraag: Waar kunnen deze algemene beleidslijnen worden aangevuld en geconcretiseerd?
    • Antwoord: Ze kunnen worden aangevuld en geconcretiseerd in een omgevingshandhavingsprogramma.
  • Vraag: Hoe komt het omgevingshandhavingsprogramma tot stand en waar wordt het bekendgemaakt?
    • Antwoord: Het programma komt tot stand op voorstel van het departement aan de minister, bevoegd voor omgeving, en wordt bij uitvoeringsbesluit vastgesteld door de Vlaamse Regering. Het goedgekeurde programma wordt bekendgemaakt op de website van het departement. De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, kan het programma verder aanvullen of verfijnen.
  • Vraag: Wiens advies wordt gevraagd over de ontwerpen van algemene beleidslijnen en het omgevingshandhavingsprogramma?
    • Antwoord: Advies wordt gevraagd aan de bevoegde strategische adviesraden voor de definitieve goedkeuring.
  • Vraag: Hoe vaak rapporteert de Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, over de uitvoering van de beleidslijnen en het omgevingshandhavingsprogramma?
    • Antwoord: De minister rapporteert periodiek, en minstens in het tweede en vijfde jaar van de regeerperiode, in een omgevingshandhavingsrapport.
  • Vraag: Wat is het doel van het omgevingshandhavingsforum?
    • Antwoord: Het departement organiseert dit forum voor de handhavingspartners die betrokken zijn bij de omgevingshandhaving om informatie uit te wisselen over hun taken en opdrachten en om de onderlinge kennisdeling te faciliteren, ter stimulering van de stroomlijning van de handhaving.

HOOFDSTUK 8. — Slotbepalingen

Artikel 20: Intrekking van regelingen

  • Vraag: Welke regelingen worden opgeheven door dit besluit?
    • Antwoord: Dit besluit heft de volgende regelingen op:
      • Het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2000 betreffende de administratieve geldboete voor het overtreden van een stakingsbevel.
      • Het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
      • Het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de selectiecriteria en de vergoedings-, presentie- en reiskostenregeling van de leden van de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering.
      • Het Handhavingsbesluit Ruimtelijke Ordening van 9 februari 2018.
      • Het ministerieel besluit van 23 juli 2020 over het model tot aanvraag van een minnelijke schikking inzake ruimtelijke ordening.

Artikel 21: Overgangsbepalingen voor de Vlaamse herstelraad

  • Vraag: Wat gebeurt er als de Vlaamse herstelraad nog niet is samengesteld?
    • Antwoord: Zolang de Vlaamse herstelraad niet is samengesteld conform artikel 16, § 4, van dit besluit, worden zijn bevoegdheden waargenomen door de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering, zoals van kracht op 31 maart 2026. Het mandaat van de leden van de Hoge Raad wordt van rechtswege verlengd tot de samenstelling van de Vlaamse herstelraad, tot maximaal 1 april 2027, tenzij de leden uitdrukkelijk afzien.
  • Vraag: Hoe worden de leden van de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering ondersteund en vergoed tijdens deze overgangsperiode?
    • Antwoord: Ze worden ondersteund en vergoed conform de regeling vermeld in artikel 6.3.9 § 5 en 6.3.16 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, zoals van kracht op 31 maart 2026.
  • Vraag: Welk procedure- en werkingsreglement is van toepassing zolang het reglement van de Vlaamse herstelraad niet is vastgesteld?
    • Antwoord: Het procedure- en werkingsreglement vermeld in artikel 6.3.14 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, zoals van kracht op 31 maart 2026, geldt.

Artikel 22: Overgangsbepalingen voor het omgevingshandhavingsprogramma

  • Vraag: Wordt het omgevingshandhavingsprogramma van 16 december 2022 nog steeds erkend?
    • Antwoord: Ja, het wordt gelijkgesteld met een handhavingsprogramma als vermeld in artikel 76 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.
  • Vraag: Blijft het omgevingshandhavingsprogramma van 16 december 2022 van toepassing?
    • Antwoord: Ja, het blijft van toepassing tot aan zijn vervanging, in de mate waarin het niet strijdig is met Vlaamse regelgeving of de algemene beleidslijnen vermeld in artikel 19 van dit besluit.

Artikel 23: Overgangsbepalingen voor erkenning van instellingen en opleidingen

  • Vraag: Worden instellingen die vóór 1 april 2026 zijn erkend, nog steeds gelijkgesteld?
    • Antwoord: Ja, instellingen die voor 1 april 2026 zijn erkend op grond van artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008, worden gelijkgesteld met de instellingen vermeld in artikel 8, § 4, van dit besluit.
  • Vraag: Wanneer vervalt deze gelijkstelling?
    • Antwoord: De gelijkstelling vervalt op 31 december 2027, tenzij de instelling ondertussen beschikt over gewijzigde leerplannen die het departement heeft goedgekeurd en die conform de leerdoelen van module 6 van artikel 8, § 2, voldoen.
  • Vraag: Wordt opleiding die is aangevangen vóór 1 april 2026 nog steeds gelijkgesteld?
    • Antwoord: Ja, de opleiding die is doorlopen conform artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008, wordt gelijkgesteld met de opleiding voor module 6 van artikel 8, § 2, als ze is aangevat vóór 1 april 2026.

Artikel 24: Tijdelijke lezing van een bepaling

  • Vraag: Hoe moet een specifieke zinsnede in artikel 6, § 5, derde lid, 5°, van dit besluit gelezen worden tot 8 april 2026?
    • Antwoord: Tot 8 april 2026 dient de zinsnede “artikel 37, 6° en 7° van het Strafwetboek” te worden gelezen als “artikel 123sexies van het Strafwetboek”.

Artikel 25: Inwerkingtreding

  • Vraag: Wanneer treden de regelgevende teksten in werking?
    • Antwoord: De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 april 2026:
      • Hoofdstuk 2 tot en met 10, 12 tot en met 14, 16 tot en met 22, 24, 28 en 29 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.
      • Artikel 57ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, ingevoegd bij decreet van 26 april 2019.
      • Dit besluit, met uitzondering van artikel 18.
  • Vraag: Wanneer treedt artikel 18 in werking?
    • Antwoord: Artikel 18 treedt in werking op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 26: Uitvoering van het besluit

  • Vraag: Wie is belast met de uitvoering van dit besluit?
    • Antwoord: De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving, en de Vlaamse minister bevoegd voor justitie en handhaving, zijn, ieder voor wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.