𝗛𝗼𝗳 𝘃𝗮𝗻 𝗖𝗮𝘀𝘀𝗮𝘁𝗶𝗲 𝗲𝗻 𝗱𝗲 𝗽𝗿𝗶𝗻𝗰𝗶𝗽𝗲𝘀 𝗶𝘃𝗺 𝗲𝗲𝗻 𝘃𝗲𝗿𝗸𝗹𝗮𝗿𝗶𝗻𝗴 𝘃𝗮𝗻 𝗲𝗲𝗻 𝘁𝗶𝗷𝗱𝗲𝗻𝘀 𝗵𝗲𝘁 𝘃𝗼𝗼𝗿𝗼𝗻𝗱𝗲𝗿𝘇𝗼𝗲𝗸 𝗴𝗲𝗵𝗼𝗼𝗿𝗱𝗲 𝗽𝗲𝗿𝘀𝗼𝗼𝗻 𝗮𝗹𝘀 𝗯𝗲𝘄𝗶𝗷𝘀, 𝘇𝗼𝗻𝗱𝗲𝗿 𝗺𝗼𝗴𝗲𝗹𝗶𝗷𝗸𝗵𝗲𝗶𝗱 𝘁𝗼𝘁 𝗼𝗻𝗱𝗲𝗿𝘃𝗿𝗮𝗴𝗲𝗻 𝗼𝗽 𝗱𝗲 𝘇𝗶𝘁𝘁𝗶𝗻𝗴.
4. Artikel 6.1 en 6.3.d EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, vereist dat om een belastende verklaring van een tijdens het vooronderzoek gehoorde persoon als bewijs in aanmerking te nemen, zonder dat de beklaagde de gelegenheid had die persoon als getuige op de rechtszitting te ondervragen, de rechter nagaat of:
➡️ (i) er ernstige redenen zijn voor het niet-horen van de getuige, dit wil zeggen feitelijke of juridische gronden die de afwezigheid van de getuige op de rechtszitting kunnen verantwoorden;
➡️ (ii) de belastende verklaring het enige of doorslaggevende element is waarop de schuldigverklaring steunt, waarbij onder doorslaggevend wordt verstaan bewijs dat dermate belangrijk is dat het aannemelijk is dat dit het resultaat van de zaak heeft bepaald;
➡️ (iii) er voor het niet kunnen ondervragen van de getuige voldoende compenserende factoren zijn met inbegrip van sterke procedurele waarborgen. Dergelijke compenserende factoren kunnen onder meer bestaan in het voorliggen van bewijsmateriaal dat de inhoud van de tijdens het vooronderzoek afgelegde verklaringen ondersteunt of bevestigt, de gelegenheid die de beklaagde had om tijdens het vooronderzoek of ter rechtszitting de getuige te ondervragen of te doen ondervragen en de mogelijkheid voor de beklaagde om zijn standpunt kenbaar te maken over de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de getuige of over interne strijdigheden in die verklaring of strijdigheid met verklaringen van andere getuigen.
Lees volledig arrest: https://hofvancassatie.be/pdf/arresten-arrets/P.25.0002.N.pdf