Printvriendelijk afdrukken

woensdag 23 april 2025

Arrest Hof van Cassatie - veroordeling voor moord - samenvatting AI

 Bron

Waarover gaat dit?

De zaak betreft een man die door het hof van assisen van Brussel veroordeeld werd voor moord (assassinat) en dubbele poging tot moord, in het kader van een conflict tussen drugsbendes. De veroordeelde heeft verschillende cassatieberoepen ingesteld tegen de beslissingen van het hof van assisen en de kamer van inbeschuldigingstelling (de onderzoeksrechterlijke kamer van het hof van beroep).


De cassatieberoepen betreffen onder meer:

  • De manier waarop het onderzoek gevoerd werd (vermeende partijdigheid van de politie, schending van het recht op een eerlijk proces).
  • De weigering om bepaalde dossiers samen te voegen.
  • De procedure rond de eedaflegging van de juryleden.
  • De aanvaarding van getuigenissen van politieagenten die zelf vervolgd werden.
  • De motieven voor de strafmaat en de vermeende schending van de onschuldpresumptie.

Wat werd er beslist?

1. Over het onderzoek en het recht op een eerlijk proces:
De cassatieklachten over de partijdigheid van de politie en de betrouwbaarheid van het onderzoek werden verworpen. De rechter heeft geoordeeld dat, ondanks enkele onregelmatigheden in het begin van het onderzoek, deze geen onherstelbare invloed hadden op de eerlijkheid van het proces. De latere onderzoeksdaden werden correct uitgevoerd en de verdediging kon zich daartegen verweren.

2. Over de weigering om dossiers samen te voegen:
De klacht dat de rechtbank weigerde om twee dossiers samen te voegen werd niet aanvaard, omdat deze beslissing niet door het hof van assisen zelf werd genomen, maar door de voorzitter, en dus niet vatbaar is voor cassatie. Bovendien was de motivatie van het hof voldoende.

3. Over de eedaflegging van de jury:
Er was een klacht dat het proces-verbaal niet vermeldde dat de plaatsvervangende juryleden de eed hadden afgelegd. Dit werd opgelost doordat de voorzitter en de griffier later officieel bevestigden dat de eed wel degelijk was afgelegd.

4. Over de getuigenissen van de politieagenten:
De klacht dat drie politieagenten, die zelf vervolgd werden, niet onder ede mochten getuigen, werd verworpen. De wet sluit zulke getuigen niet uit, tenzij ze tot een bepaalde categorie behoren, wat hier niet het geval was.

5. Over de motieven voor de straf en de onschuldpresumptie:
De cassatieklacht dat de rechter de straf baseerde op feiten waarvoor de veroordeelde niet officieel vervolgd werd (zoals drugshandel), werd verworpen. De rechter mag het motief en de context van de feiten mee in rekening brengen, ook als die niet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke aanklacht, zolang ze relevant zijn voor de zaak.

6. Over de strafmaat:
De straf van levenslange opsluiting werd gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten, het gevaarlijk karakter van de veroordeelde, en zijn gedrag tijdens en na het onderzoek. Ook hier werden de cassatieklachten verworpen.

7. Over de procedure in het algemeen:
De rechtbank stelde vast dat alle wettelijke formaliteiten werden nageleefd en dat de beslissingen conform de wet zijn.

8. Beslissing:
Alle cassatieberoepen van de veroordeelde werden verworpen. De oorspronkelijke veroordeling en straf blijven dus behouden.


Samengevat:
Het Hof van Cassatie heeft alle argumenten van de veroordeelde verworpen. De procedure en het proces werden als eerlijk en wettig beschouwd, ondanks enkele door de verdediging aangekaarte onregelmatigheden. De veroordeling en de straf blijven dus definitief van kracht.