Printvriendelijk afdrukken

dinsdag 22 april 2025

De Kamer - verslag commissie justitie over wetsvoorstel teneinde de dierenbeschermingsverenigingen de bevoegdheid toe te kennen om in rechte op te treden

Parlementaire documenten

Verslag 

Samenvatting AI

Vorderingsrecht van Dierenbeschermingsverenigingen

Dit briefing document geeft een overzicht van de belangrijkste thema's, ideeën en feiten uit de besproken bron "56K0226008.pdf", met betrekking tot het wetsvoorstel dat dierenbeschermingsverenigingen de bevoegdheid wil geven om in rechte op te treden.



1. Context en Aanleiding van het Wetsvoorstel:

  • Kwetsbare positie van dieren: De initiatiefnemer van het wetsvoorstel, de heer François De Smet (DéFI), benadrukt dat dieren zich in een kwetsbare positie bevinden ten opzichte van de mens en niet in staat zijn zichzelf te verdedigen. "Dieren zijn rechts- en wilsonbekwaam. Daarom kunnen zij niet zelf hun rechten beschermen maar zijn zij afhankelijk van verenigingen die voor hun rekening optreden."
  • Vergelijking met milieuverenigingen: Het wetsvoorstel beoogt dierenbeschermingsverenigingen een vorderingsrecht te geven, vergelijkbaar met dat van milieuverenigingen (wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake de bescherming van het leefmilieu). "Net als de milieuverenigingen moeten ook de die-renbeschermingsverenigingen beschikken over een vorderingsrecht dat hen in staat stelt in rechte te treden om dierenmishandeling te doen ophouden dan wel om plegers van overtredingen inzake dierenwelzijn te doen veroordelen."
  • Reactie op arrest Hof van Cassatie: Het wetsvoorstel is een directe reactie op een recent arrest van het Hof van Cassatie (11 juni 2024) dat de burgerlijke partijstelling van een dierenwelzijnsvereniging in een strafzaak verwierp, stellende dat de vereniging geen direct en persoonlijk belang had zoals vereist door artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek. Professor Hendrik Schoukens (UGent) bevestigt dit: "De heer Hendrik Schoukens zet uiteen dat het voorlig-gende wetsvoorstel beoogt tegemoet te komen aan het cassatiearrest van 11 juni 2024 (rolnummer P.23.1538.N). In dit arrest verwierp het Hof van Cassatie de burgerlij-kepartijstelling van een dierenwelzijnsvereniging in een strafzaak inzake dierenmishandeling in een slachthuis in Izegem."
  • Doel van het wetsvoorstel: Het voorstel wil dierenwelzijnsverenigingen toegang tot de rechter verschaffen om op te treden tegen actuele of dreigende schendingen van het dierenwelzijnsrecht. Het beoogt een "minimalistisch" ingrijpen door artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek te wijzigen, naar analogie met de regeling voor mensenrechtenverenigingen.

2. Argumenten Voor het Wetsvoorstel:

  • Handhavingstekort: Er wordt aangevoerd dat er een handhavingstekort is in de dierenwelzijnswetgeving en dat dierenbeschermingsverenigingen een cruciale rol kunnen spelen bij het signaleren en aanvechten van misstanden. Mevrouw Meyrem Almaci (Ecolo-Groen) stelt: "Het is duidelijk dat de dienst dierenwelzijn maar een fractie van de inrichtingen kan controleren. Dit toont de noodzakelijkheid en niet de overbodigheid van het besproken wetsvoorstel aan."
  • Gelijkheidbeginsel: Het huidige onderscheid waarbij milieuverenigingen wel kunnen optreden voor wilde dieren, maar dierenbeschermingsverenigingen niet voor landbouwdieren, wordt als strijdig met het gelijkheidsbeginsel beschouwd. Mevrouw Paulien Christiaenssen (KU Leuven) benadrukt: "Dit leidt tot absurde gevolgen waarbij een milieuvereniging wel schadevergoeding kan vragen voor het schaden van wilde dieren, maar een dierenbeschermingsvereniging geen schadevergoeding kan vragen voor het schaden van landbouwdieren. Het gemaakte onderscheid is volledig ongeschikt om het legitieme doel dat nagestreefd wordt, te bereiken en is dus in strijd met het gelijkheidsbeginsel."
  • Maatschappelijke verwachting: Dierenwelzijn is een belangrijk maatschappelijk thema en het wetsvoorstel zou tegemoetkomen aan de verwachting dat dieren beschermd moeten kunnen worden, ook via de rechtbank. Professor Schoukens stelt: "Het besproken wetsvoorstel is noodzakelijk om tegemoet te komen aan de maatschap-pelijke verwachtingen."
  • Europees Recht: Er wordt geopperd dat het arrest van het Hof van Cassatie mogelijk in strijd is met het Europees recht (artikel 19, lid 1, VEU) dat vereist dat lidstaten voorzien in rechtsmiddelen om effectieve rechtsbescherming te bieden op gebieden die onder het EU-recht vallen, waaronder dierenwelzijn.
  • Private handhaving als aanvulling: Private handhaving door dierenwelzijnsverenigingen wordt gezien als een aanvulling op de publieke handhaving door het openbaar ministerie en de inspectiediensten, die beperkte middelen hebben.

3. Argumenten Tegen het Wetsvoorstel en Zorgen:

  • Overbelasting van de rechtbanken: Een belangrijk argument tegen het wetsvoorstel is de vrees voor een overspoeling van de rechtbanken met rechtszaken van dierenwelzijnsverenigingen. De heer Christoph D’Haese (N-VA) vraagt zich af: "Zou het besproken wetsvoorstel leiden tot het over-spoelen van de rechtbanken? Het is een terechte be-zorgdheid." Het College van procureurs-generaal deelt deze bezorgdheid en acht het "niet ondenkbeeldig dat dierenbeschermingsorganisaties veelvuldig gebruik zullen maken van een verruimende toegang tot de rechter."
  • Doorkruising van het vervolgingsbeleid: Het openbaar ministerie vreest dat het toekennen van een vorderingsrecht aan dierenbeschermingsverenigingen het strafrechtelijk beleid kan doorkruisen. De heer Pierre Jadoul (MR) stelt: "Het is van belang dat het openbaar ministerie over het strafrechtelijk beleid kan blijven beslissen zonder doorkruist te worden."
  • Noodzaak van wetgevende ingreep: Sommigen vragen zich af of een wetgevende ingreep wel echt nodig is, aangezien het openbaar ministerie al optreedt in zaken van dierenmishandeling. De heer D’Haese merkt op: "Hij constateert dat het apparaat judiciaire accorde déjà une attention croissante au bien-être animal."
  • Risico op "actio popularis": Er wordt benadrukt dat het wetsvoorstel niet de bedoeling heeft de deur te openen naar een "actio popularis" (een rechtsvordering louter in het algemeen belang). De verenigingen zullen moeten voldoen aan de strenge voorwaarden van artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
  • Financieringsmodel: Er zijn vragen over wat er gebeurt met eventuele schadevergoedingen. De vrees bestaat dat het frequent aanklagen van overtreders een financieringsbron voor dierenwelzijnsverenigingen zou kunnen worden, wat als een oneigenlijk gebruik van justitie wordt gezien.
  • Afwezigheid van consensus: De heer Jean-Luc Crucke (Les Engagés) stelt vast dat er geen consensus is over het wetsvoorstel en acht het wenselijk dat de indieners proberen een consensus te bereiken over een eventuele "drempel" voor het instellen van een vordering.
  • Institutionele gevolgen en bevoegdheidsverdeling: Er worden vragen gesteld over de institutionele weerslag van het wetsvoorstel, aangezien het materiële dierenwelzijnsrecht tot de bevoegdheid van de gewesten behoort, terwijl de gerechtelijke procedure een federale bevoegdheid is.
  • Alternatieve oplossingen: Sommigen suggereren dat er andere manieren moeten worden onderzocht om het dierenwelzijn te verbeteren, zoals een versterking van de inspectiediensten.

4. Voorgestelde Wijzigingen en Discussiepunten:

  • Zelfstandig vorderingsrecht: Het wetsvoorstel beoogt dierenbeschermingsverenigingen een "zelfstandig vorderingsrecht" toe te kennen, waardoor ze uit eigen naam kunnen optreden.
  • Artikel 17 Gerechtelijk Wetboek: De gekozen methode is een wijziging van artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek, dat reeds voorziet in een ruimere toegang tot de rechter voor mensenrechtenverenigingen onder bepaalde voorwaarden.
  • Stakingsvordering: De heer De Smet heeft amendementen ingediend om een "stakingsvordering inzake dierenwelzijn" in te voeren, naar analogie met de milieustakingsvordering. Professor Schoukens ziet hierin een mogelijke meerwaarde om inbreuken op het dierenwelzijn te stoppen wanneer de overheid niet ingrijpt. Er is echter bezorgdheid geuit door het College van procureurs-generaal over mogelijke vertragingen in strafrechtelijke onderzoeken als de uitspraak over de strafvordering wordt opgeschort in afwachting van een beslissing over de stakingsvordering.
  • Drempel: Het College van procureurs-generaal heeft aangedrongen op het invoeren van een "drempel" (een minimumgrens van de inbreuk) om te voorkomen dat de rechtbanken overspoeld worden met minder ernstige zaken. Er is echter geen consensus over de noodzaak en de concrete invulling van zo'n drempel. Het gelijkheidsbeginsel wordt hierbij ook aangehaald, aangezien er voor andere misdrijven geen dergelijke drempel bestaat voor de burgerlijke partijstelling.
  • Schadevergoeding: Er is discussie over wie de eventuele schadevergoedingen zou ontvangen (de vereniging, een fonds, of iets anders) en hoe de omvang van de schade (vooral morele schade) bepaald zou worden.

5. Vergelijking met Buitenland:

  • In verschillende buurlanden, zoals Nederland (handhavingsverzoek), Frankrijk (burgerlijke partijstelling in strafprocedures), Griekenland en Spanje, bestaan reeds mogelijkheden voor dierenwelzijnsorganisaties om in rechte op te treden.

6. Conclusie:

Het wetsvoorstel dat dierenbeschermingsverenigingen een vorderingsrecht wil toekennen, is een reactie op een recent arrest van het Hof van Cassatie en beoogt een betere handhaving van de dierenwelzijnswetgeving. Er zijn sterke argumenten voor het voorstel, gebaseerd op de kwetsbare positie van dieren, het bestaande handhavingstekort, het gelijkheidsbeginsel en maatschappelijke verwachtingen. Echter, er zijn ook significante zorgen geuit over de mogelijke overbelasting van de rechtbanken, de doorkruising van het vervolgingsbeleid en de noodzaak van een dergelijke wetgevende ingreep. De discussie focust zich nu op de concrete invulling van het vorderingsrecht, de mogelijke invoering van een drempel en de verhouding tot het strafrechtelijk beleid en de bevoegdheden van de gewesten.