Printvriendelijk afdrukken

dinsdag 30 december 2025

𝗗𝗲 𝘃𝗲𝗿𝗴𝗲𝗲𝘁𝗽𝘂𝘁 𝘃𝗮𝗻 𝗼𝗻𝘇𝗲 𝗯𝗲𝘀𝗰𝗵𝗮𝘃𝗶𝗻𝗴.

😡 𝗗𝗲 𝘃𝗲𝗿𝗴𝗲𝗲𝘁𝗽𝘂𝘁 𝘃𝗮𝗻 𝗼𝗻𝘇𝗲 𝗯𝗲𝘀𝗰𝗵𝗮𝘃𝗶𝗻𝗴. 😡

De aanhoudende overbevolking in onze gevangenissen is geen administratief probleem meer, het is een moreel bankroet.

Dat de politiek al decennia wegkijkt, is geen teken van onmacht, maar van cynische berekening: met humane detentie win je geen verkiezingen, met spierballentaal wel.

Dossiers worden doorgeschoven tot ze verjaren, terwijl mensen op matrassen tussen het ongedierte slapen.

Maar de echte schande is niet alleen de politieke lafheid; het is onze eigen, collectieve apathie.

De burger haalt de schouders op. Zolang de sleutel maar is omgedraaid, mag het daar binnen rotten.

We reduceren gedetineerden tot 'afval' waar we liefst niets meer over horen, vergetend dat de manier waarop een staat zijn gevangenen behandelt, de enige ware graadmeter is voor zijn beschaving.

We zijn niet alleen toeschouwers van deze humanitaire crisis, we zijn door ons zwijgen medeplichtig. 




zaterdag 27 december 2025

Waarom ook de benoeming van rechters ertoe doet – en we over de onafhankelijkheid van rechters moeten blijven praten - Jeroen De Mets

 Waarom ook de benoeming van rechters ertoe doet – en we over de onafhankelijkheid van rechters moeten blijven praten - Jeroen De Mets


We begonnen deze reeks met een verwijzing naar artikel 6 EVRM en artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie: iedereen heeft recht om voor een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te verschijnen. Om te bepalen of een rechtbank wel aan die vereisten voldoet, is de manier waarop rechters benoemd worden cruciaal. Er moeten duidelijke regels zijn, die alle arbitraire tussenkomsten in het benoemingsproces vermijden. Niet alleen moet het benoemingsproces integer zijn, maar rechters moeten ook op basis van verdienste geselecteerd worden. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens komt het recht op een eerlijk proces onder druk zonder technisch geschikte en moreel integere rechters.

In Europa bestaan heel wat verschillende systemen om rechters te benoemen. Meestal is het de uitvoerende macht die een rechter effectief benoemt, maar dat kan ook het parlement zijn (zoals bijvoorbeeld het geval is voor rechters van ons Grondwettelijk Hof). Wie rechters ook benoemt: na de benoeming moeten rechters beschermd zijn tegen druk. Het recht om een rechter te benoemen, betekent nog geen recht om die rechter daarna instructies te geven.

In de meeste Europese landen gebeurt de voorselectie van kandidaten door een raad voor de rechtspraak, zoals de Hoge Raad voor de Justitie in ons land. Omdat deze raden een essentiële rol spelen, is het belangrijk dat er voldoende garanties zijn om politieke inmenging te vermijden. Volgens het European Network of Councils for the Judiciary bestaat een raad voor de rechtspraak idealiter uit een meerderheid van leden van de gerechtelijke orde, maar is er daarnaast ook ruimte voor vertegenwoordigers van andere maatschappelijke organisaties. Leden van een raad van de rechtspraak moeten onafhankelijk kunnen werken. Als ze ontslagen worden, moeten ze dat ontslag bij een rechtbank kunnen aanvechten .

In ons land worden rechters formeel benoemd door de minister van Justitie, maar sinds een kwarteeuw worden kandidaat-rechters voorgedragen door de Hoge Raad voor de Justitie. Die werd opgericht in de nasleep van de affaire-Dutroux. Er was een grote maatschappelijke consensus gegroeid dat magistraten op basis van hun verdienste moesten worden gekozen, zonder dat hun politieke oriëntatie daarbij nog een rol mocht spelen.

De Hoge Raad voor de Justitie bestaat voor de helft uit magistraten die verkozen worden door alle leden van de rechterlijke orde en voor de helft uit leden die door de Senaat worden gekozen. De Hoge Raad voor de Justitie organiseert (anonieme) examens en selectieprocedures. Als er een vacature is, zal de Hoge Raad voor Justitie uiteindelijk een kandidaat aan de minister voorstellen. Hoewel de minister van Justitie een voordracht kan weigeren, is het in ons land traditie dat hij of zij de voorgedragen kandidaat benoemt. Als dat al eens niet gebeurt, heeft dat te maken met wettelijke of administratieve redenen. Hoewel daarover wel eens schamper wordt gedaan, is het een belangrijke waarborg voor onafhankelijke rechtspraak dat ons land rechters benoemt na een selectieproces waarin politiek geen rol meer speelt.

We moeten over onafhankelijke rechtspraak moeten blijven praten

Dit was meteen de laatste aflevering van deze tiendelige reeks over de onafhankelijkheid van de rechter. Deze week vroeg iemand waarom ik juist nu over dit onderwerp ben beginnen schrijven. Om dat te beantwoorden, kan ik verwijzen naar een citaat uit de Mercuriale van Procureur-Generaal Ria Mortier uit 2024:

“We mogen er ons absoluut gelukkig mee prijzen dat in ons land, en dit in tegenstelling tot andere landen, de rechtsstaat, als concept, niet ter discussie staat. Maar ook dit is niet zonder risico, omdat de vanzelfsprekendheid die ermee gepaard gaat de legitimiteit van de rechtsstaat evenzeer kan bedreigen. Wanneer immers niet voldoende vaak en openlijk wordt benadrukt hoe bijzonder het bestaan van de rechtsstaat is, zijn mensen zich wellicht ook te weinig bewust van de waarde ervan en worden zij misschien gemakkelijk aangetrokken tot alternatieven. Indien dit er toe leidt dat in een democratische rechtsstaat het concept ”rechtsstaat” als een weinig hip en sexy, eerder overbodig of belemmerend model plaats moet ruimen voor het meer populaire concept “democratie”, is dit niet zonder gevaar.”

Iedereen die de rechtsstaat belangrijk vindt, moet dus blijven uitleggen waarom zijn principes essentieel zijn. Er zijn gelukkig steeds meer initiatieven. Denk maar aan de Week van de Rechtstaat die VZW 400, de Hoge Raad voor de Justitie en het BELvue-museum dit jaar organiseerden. Een week lang bezochten rechtenstudenten scholen om met jongeren te spreken over hoe zij de toekomst van de rechtsstaat zien.

Omdat onafhankelijke rechtspraak een pijler van de rechtsstaat is, moeten rechters het belang ervan blijven benadrukken. Ik zou daarover een mooi slot kunnen bedenken, maar ik zou het niet beter kunnen dan raadsheer Pierre Thiriar dat deze week al deed:

“Laat dit dan de wens zijn voor het nieuwe jaar: dat wij rechters niet alleen integriteit toewensen, maar ook ruggengraat. Dat we niet alleen verlangen dat zij correct oordelen, maar ook dat zij durven bestaan. Niet geurloos, niet kleurloos, niet smakeloos. Een democratische rechtsstaat is niet gebaat bij magistraten die zich verschuilen. Zij heeft nood aan vrouwen en mannen die durven nadenken, durven spreken en – wanneer nodig – durven dwarsliggen. Niet tegen de politiek, niet tegen de samenleving, maar ten behoeve van beiden. Ik wens u allen het allerbeste voor 2026 en in het bijzonder: rechters met durf.”

De Mercuriale van Procureur-Generaal Ria Mortier vind je hier:

https://hofvancassatie.be/pdf/Mercuriales/NL/2024.pdf

Het artikel van raadsheer Pierre Thiriar vind je hier:

https://www.jubel.be/geurloos-kleurloos-smakeloos-de-mythe-van-de-perfecte-rechter/

vrijdag 26 december 2025

Waarom rechters hun onafhankelijkheid moeten bewaken - Jeroen De Mets

 

Waarom rechters hun onafhankelijkheid moeten bewaken

Jeroen De Mets

Onafhankelijkheid is niet alleen een grondwettelijke waarborg, maar ook een deontologische kernwaarde voor rechters. Rechters moeten “de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht eerbiedigen en bijdragen tot het behoud van zowel de individuele als de institutionele aspecten ervan” (Hoge Raad voor de Justitie, Algemene Principes van de Deontologie).




Wie is er bang van onafhankelijke rechters? - Jeroen De Mets

 

Wie is er bang van onafhankelijke rechters?

Jeroen De Mets

Deze tekst is afkomstig van Jeroen De Mets, rechter in de rechtbank van eerste aanleg en werd gepubliceerd op Linkedin.

Dit jaar overleed de Amerikaanse rechter Frank Caprio. Op het internet circuleren heel wat filmpjes waarin hij met veel humor en empathie rechtspreekt. Als zijn carrière één ding duidelijk maakt, is dat rechters hun gezag niet ondermijnen als ze respectvol en menselijk omgaan met de mensen die zich bij hen moeten verantwoorden. Mercy doesn't make justice weaker, it makes it human.

Een jonger publiek kan een sterk ingekorte versie in video zien via deze link.




RICHTLIJN (EU) 2024/1069 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 april 2024 betreffende bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde vorderingen of misbruik van procesrecht (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”) SLAPP

Bron

Deze bron betreft Richtlijn (EU) 2024/1069, die door het Europees Parlement en de Raad is vastgesteld om individuen en organisaties te beschermen tegen misbruik van procesrecht, ook wel bekend als SLAPP’s

De wetgeving richt zich specifiek op het voorkomen van rechtszaken die bedoeld zijn om kritische stemmen, zoals journalisten, activisten en wetenschappers, te intimideren of tot zwijgen te brengen bij hun deelname aan het publieke debat. Belangrijke maatregelen in de richtlijn omvatten de mogelijkheid tot vroegtijdige niet-ontvankelijkheid van ongegronde vorderingen, het eisen van financiële zekerheid van de eiser en het recht op een volledige vergoeding van de proceskosten voor de verweerder. 

Daarnaast biedt het document bescherming tegen uitspraken uit landen buiten de Europese Unie die als misbruik worden aangemerkt. Lidstaten worden verplicht om steunmaatregelen en duidelijke informatiepunten in te richten voor slachtoffers van dergelijke juridische intimidatie. Deze Europese regels moeten uiterlijk in mei 2026 volledig zijn geïmplementeerd in de nationale wetgeving van de deelnemende landen.





Waarom rechtspraak bekritiseren mag (maar de manier waarop ertoe doet) - Jeroen De Mets

 Waarom rechtspraak bekritiseren mag (maar de manier waarop ertoe doet)

Jeroen De Mets

Video voor jongeren met samengevatte tekst

 Rechters zijn dan wel onafhankelijk, maar ze spreken geen recht in een vacuüm. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens benadrukt dat rechters meer kritiek dan een gewone burger moeten kunnen verdragen. Ze oefenen namelijk een essentiële overheidsfunctie uit. Die kritiek mag volgens het Hof tot op een zekere hoogte zelfs persoonlijk zijn, en niet louter theoretisch of algemeen. Beperkingen op die vrijheid van meningsuiting zijn volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens wel mogelijk “om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen”. Hieronder bespreek ik hoe die principes spelen voor politici, journalisten, advocaten, rechtswetenschappers en rechters zelf.




zondag 21 december 2025

CPT Prison Standard over gezondheidszorg in gevangenissen, uitgegeven door het Europees Comité voor de Preventie van Marteling (CPT)

Bron

Dit document is de CPT Prison Standard over gezondheidszorg in gevangenissen, uitgegeven door het Europees Comité voor de Preventie van Marteling (CPT). Het beschrijft de regels en standaarden waar gevangenissen in Europa aan moeten voldoen om ervoor te zorgen dat gevangenen menswaardig worden behandeld en goede medische zorg krijgen.

donderdag 18 december 2025

DIGITALISERING, AI EN JUSTITIE BEZORGDHEDEN EN VOORSTELLEN

Bron

De tekst, getiteld "basisnota-ai-en-digitalisering (1).pdf," betreft een uitgebreide beleidsnota voor de Belgische justitie die de noodzaak van digitalisering en artificiële intelligentie (AI) adresseert, waarbij de nadruk ligt op de bescherming van de rechtsstaat. De nota stelt dat technologie een noodzakelijke hefboom is om de stijgende werkdruk en burgerverwachtingen te beheren, maar waarschuwt dat AI zonder duidelijke visie en governance gevaarlijk is. Er wordt een constructief kader voorgesteld rond vijf pijlers, waaronder Governance, Langetermijnvisie en Burgergerichtheid, om te zorgen dat technologie de onafhankelijkheid en menselijkheid van de rechtspraak versterkt in plaats van ondermijnt. Daarnaast worden de inzichten van Professor Brian Barry besproken, die benadrukt dat AI rechters moet ondersteunen bij administratieve taken en de begrijpelijkheid van vonnissen moet verbeteren, zonder de kern van de rechterlijke besluitvorming over te nemen, en waarschuwt voor de risico’s van commerciële beïnvloeding en gebrek aan transparantie. De nota sluit af met een dringende oproep tot een koerswijziging, met de focus op rechtszekerheid en transparantie in plaats van snelheid, en formuleert concrete aanbevelingen voor de Belgische rechterlijke orde.

Tegenstrijdige Uitspraken en Herindeling van Districten in Texas - United States District Court for the Western District of Texas, El Paso Division

Bron

Tegenstrijdige Uitspraken en Herindeling van Districten in Texas

De tekst is afkomstig van de United States District Court for the Western District of Texas, El Paso Division. Het betreft specifiek een afwijkende mening (dissent) geschreven door rechter Jerry E. Smith in reactie op een uitspraak van een zogeheten "three-judge district court" (een districtsrechtbank bestaande uit drie rechters) in de zaak LULAC v. Abbott,.

Rechter Smith verzet zich in dit document tegen het besluit van de meerderheid van het panel om een voorlopige voorziening (preliminary injunction) toe te kennen die de nieuwe kaart met kiesdistricten voor het Congres van Texas zou blokkeren,.

De bron bestaat uit een fel dissenterende opinie van rechter Jerry E. Smith tegen een uitspraak van rechter Jeffrey Vincent Brown, waarin een voorlopige voorziening wordt toegekend tegen de Texaanse herindelingskaart voor 2025. Rechter Smith beschuldigt rechter Brown van 'kwaadaardig rechterlijk wangedrag' en stelt dat de uitspraak onrechtmatig werd uitgevaardigd zonder Smith een redelijke kans te geven om te reageren met zijn afwijkende mening. De kern van het geschil betreft de bewering dat de herindeling op ras is gebaseerd in plaats van op partijpolitiek, waarbij Smith betoogt dat het bewijs van de kaartopsteller (Kincaid) aantoont dat politieke overwegingen, en niet raciale, de drijvende kracht waren. Smith bekritiseert Browns interpretatie van de juridische standaard voor voorlopige voorzieningen en de statistische analyse van deskundige Dr. Duchin als onvolledig en vooringenomen. Ten slotte waarschuwt Smith dat de beslissing van Brown verkiezingschaos en verwarring zal veroorzaken en een gevaarlijk precedent schept voor gerechtelijk activisme.

woensdag 17 december 2025

𝗣𝗼𝗹𝗶𝘁𝗶𝗲 𝗸𝗮𝗻 𝘃𝗮𝗻𝗮𝗳 𝗻𝘂 𝗼𝗼𝗸 𝗮𝘂𝘁𝗼'𝘀 𝗲𝗻 𝗴𝘀𝗺'𝘀 𝗮𝗳𝗻𝗲𝗺𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗿𝘂𝗴𝘀𝗴𝗲𝗯𝗿𝘂𝗶𝗸𝗲𝗿𝘀

𝗣𝗼𝗹𝗶𝘁𝗶𝗲 𝗸𝗮𝗻 𝘃𝗮𝗻𝗮𝗳 𝗻𝘂 𝗼𝗼𝗸 𝗮𝘂𝘁𝗼'𝘀 𝗲𝗻 𝗴𝘀𝗺'𝘀 𝗮𝗳𝗻𝗲𝗺𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗿𝘂𝗴𝘀𝗴𝗲𝗯𝗿𝘂𝗶𝗸𝗲𝗿𝘀

Bron artikel


De recente omzendbrief van het Brusselse parket (die vooralsnog niet publiek beschikbaar is) getuigt van een moedige en vooral pragmatische visie op de aanpak van drugsproblematiek. Het is een strategie die eindelijk de nodige nuance aanbrengt in een complex maatschappelijk vraagstuk en de focus verlegt van ineffectieve repressie naar gerichte en gedifferentieerde actie.

dinsdag 16 december 2025

maandag 15 december 2025

Recht spreken is mensenwerk, geen lopendebandproductie. De honderdduizenden uitspraken waar niemand het over heeft. De onzichtbare realiteit achter de werklast van een magistraat.

 

Recht spreken is mensenwerk, geen lopendebandproductie: De onzichtbare realiteit achter de werklast van een magistraat

In een K.B. tot vaststelling van de wijze waarop de werklast van de magistraten van de zetel wordt geregistreerd, alsook de wijze waarop deze geregistreerde gegevens worden geëvalueerd is er sprake van producten en subproducten.

Het is niet de bedoeling hierop in detail in te gaan, maar wel om uit te leggen hoe moeilijk de werklastmeting van de zetelende magistratuur is, die niet kan vergeleken wordt met een product dat, met alle respect voor de werknemer die het moet maken,  altijd met dezelfde ingrediënten en op dezelfde manier wordt gemaakt.

Indien u denkt dat elke uitspraak van elk soort rechtscollege vergelijkbaar is met het maken van een product, dan bent u niet goed op de hoogte van wat het werk precies inhoudt.

Daarom leg ik hierna hoe het werk van een magistraat eruit ziet.

Het werk van de magistraat bestaat in grote lijnen uit dossiergebonden activiteiten en niet dossiergebonden activiteiten.

woensdag 10 december 2025

Advocaten bezoeken vandaag overbevolkte gevangenissen: "Kloof tussen recht en praktijk is onaanvaardbaar"

Advocaten bezoeken vandaag overbevolkte gevangenissen: "Kloof tussen recht en praktijk is onaanvaardbaar"

Vandaag bezoeken alle stafhouders van het land de gevangenissen. Met dit bezoek vragen de advocaten op hun beurt aandacht voor de schrijnende situatie in de Belgische gevangenissen. Het blijft wachten op politieke beslissingen. 


https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2025/12/09/stafhouders-bezoeken-vandaag-overbevolkte-gevangenissen/

zaterdag 1 november 2025

Hoe kan ik tekst in vet en italic omzetten voor gebruik in posts op sociale media?

Hoe kan ik tekst in vet en italic omzetten voor gebruik in posts op sociale media?

https://youtu.be/Sy4TABWBFpk



donderdag 30 oktober 2025

Nederland - Uitbreiding taakstrafverbod kan onrechtvaardig uitpakken

Artikel

Wetgevingsadvies

Een uitbreiding van het taakstrafverbod, waarmee het een rechter wordt verboden om bij bepaalde misdrijven een taakstraf op te leggen, is onwenselijk. Dit schrijft de Raad voor de rechtspraak in een wetgevingsadvies over een wetsvoorstel dat het al bestaande taakstrafverbod uitbreidt met mishandeling van onder meer politieagenten en hulpverleners. Dit verbod om alleen een taakstraf of boete op te leggen kan volgens de Raad in individuele zaken onrechtvaardig uitpakken.

GAS-boetes botsen met het Kinderrechtenverdrag

Bron

GAS-boetes botsen met het Kinderrechtenverdrag

Het toepassen van Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) op minderjarigen is problematisch omdat het een strafsysteem voor volwassenen gebruikt, wat in strijd is met het VN-Kinderrechtenverdrag. Dit verdrag schrijft kindspecifieke, opvoedkundige maatregelen voor die al bestaan binnen het jeugdsanctierecht. 

De GAS-boetes creëren een parallel circuit dat leidt tot grote ongelijkheid tussen gemeenten en waarbij boetes, vaak betaald door de ouders, geen pedagogisch effect hebben. Het Kinderrechtencommissariaat hekelt de uitbreiding van het systeem naar jongere kinderen zonder grondige evaluatie en pleit in plaats daarvan voor investeringen in preventie en jeugdwelzijn.


dinsdag 30 september 2025

Een noodkreet van Justitie in Antwerpen en Limburg: de 100 belangrijkste voorstellen

 

Bron (volledige pdf)

Flipbookversie (volledig)

Podcast

Een Noodkreet van Justitie in Antwerpen en Limburg: De 100 Belangrijkste Voorstellen

De leiders van de rechtbanken en parketten in de regio Antwerpen-Limburg slaan alarm: "Het is 5 voor 12 voor justitie". De problemen zijn zo groot dat er dringend een langetermijnplan met concrete investeringen nodig is om de veiligheid van burgers en de maatschappij te kunnen garanderen. Losse, kortetermijnoplossingen werken niet meer. Daarom hebben ze 100 voorstellen op papier gezet die justitie grondig moeten verbeteren.


Hieronder vindt u de belangrijkste thema's en voorstellen.

donderdag 25 september 2025

Het vermoeden van onschuld en de besluitvorming in een correctionele kamer met drie rechters

 Podcast

Vermoeden van onschuld – veroordeling of vrijspraak door een kamer met drie rechters.

Het vermoeden van onschuld is een fundamenteel rechtsbeginsel in het Belgisch strafrecht dat stelt dat eenieder die van een misdrijf wordt beschuldigd, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn of haar schuld wettelijk is bewezen. Dit principe vormt een essentiële waarborg voor een eerlijk proces en beschermt de rechten van de verdachte.

donderdag 21 augustus 2025

Schriftelijke vragen en antwoorden Justitie - 2 juni 2025 - samenvatting met AI

 Bron


  • Pedofilie.

    • Vraag: Mevrouw Barbara Pas informeerde naar actuele cijfers over geregistreerde pedofielen (aantal, man-vrouwverhouding, per jaar sinds 2020, per gewest), veroordeelde pedofielen in de gevangenis en zij die thuis een enkelband dragen.
    • Antwoord: Het antwoord op deze vraag was te omvangrijk om in het Bulletin te worden opgenomen en is rechtstreeks naar het parlementslid gestuurd. Het kan op verzoek worden opgevraagd bij de griffie van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

donderdag 14 augustus 2025

Aanvullende servicevoorwaarden van Meta vanaf 12 september 2025

Bron


De Algemene Voorwaarden van Meta Platforms Technologies: Een Makkelijke Uitleg

Dit document gaat over de regels die gelden als je producten van Meta Platforms Technologies (MPT) gebruikt. Denk aan VR-brillen of andere dingen die Meta maakt. Deze regels zijn een aanvulling op de normale Meta Servicevoorwaarden.

Hier zijn de belangrijkste punten, uitgelegd in vragen en antwoorden:

vrijdag 8 augustus 2025

Wet gezingshereniging

 

Wet gezinshereniging. 

18 JULI 2025. — Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat de voor waarden voor gezinshereniging betreft

 Samenvatting met AI


HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

Artikel 1.

  • Vraag: Waarover gaat deze wet, in het licht van de Belgische Grondwet?
  • Antwoord: Deze wet regelt een aangelegenheid die valt onder artikel 74 van de Grondwet. Dit betekent dat het een specifieke bevoegdheid van het parlement betreft.

Artikel 2.

  • Vraag: Welke Europese richtlijnen worden met deze wet (gedeeltelijk) omgezet in Belgisch recht?
  • Antwoord: Deze wet zet een deel van de bepalingen uit verschillende Europese richtlijnen om. Dit zijn:
    1. Richtlijn 2001/55/EG (20 juli 2001) over minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming bij een massale toestroom van ontheemden.
    2. Richtlijn 2003/86/EG (22 september 2003) over het recht op gezinshereniging.
    3. Richtlijn 2003/109/EG (25 november 2003) over de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen.
    4. Richtlijn 2004/38/EG (29 april 2004) over het recht van vrij verkeer en verblijf voor EU-burgers en hun familieleden.
    5. Richtlijn 2011/95/EU (13 december 2011) over normen voor internationale bescherming (vluchtelingen en subsidiaire bescherming).
    6. Richtlijn 2014/66/EU (15 mei 2014) over toegang en verblijf voor intragroepoverplaatsingen binnen ondernemingen.
    7. Richtlijn (EU) 2016/801 (11 mei 2016) over toegang en verblijf voor onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten.
    8. Richtlijn (EU) 2021/1883 (20 oktober 2021) over toegang en verblijf voor hooggekwalificeerde banen (Blauwe Kaart).

HOOFDSTUK 2. — Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Artikel 3.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 3 precies in de wet van 15 december 1980?
  • Antwoord: Artikel 3 wijzigt artikel 1/1, § 2, 3° van de wet van 15 december 1980. De wijziging betreft de omschrijving van welke familieleden van een vreemdeling met internationale beschermingsstatus of toegelaten overeenkomstig artikel 57/45 worden bedoeld. De oude tekst "en door de gezinsleden van een vreemdeling die als begunstigde van een internationale beschermingsstatus dan wel overeenkomstig artikel 57/45 tot een verblijf in het Rijk is toegelaten" wordt vervangen door een verwijzing naar de familieleden zoals beschreven in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° en 5°, met de belangrijke toevoeging dat de gezinsbanden reeds bestonden voordat de vreemdeling in België aankwam.

Artikel 4.

  • Vraag: Welke specifieke wijzigingen brengt artikel 4 aan in de wet van 15 december 1980, met betrekking tot artikel 1/2, § 1, tweede lid?
  • Antwoord: Artikel 4 past artikel 1/2, § 1, tweede lid van de wet aan.
    • De bepaling onder 1° wordt vervangen en verwijst nu naar "artikel 10, § 1, eerste lid, 4° en 5°".
    • De bepaling onder 2° wordt volledig opgeheven. Dit stroomlijnt de verwijzingen naar relevante gezinsherenigingscategorieën.

Artikel 5.

  • Vraag: Wat zijn de nieuwe bepalingen van artikel 10 in de wet van 15 december 1980, en wie mag van rechtswege langer dan drie maanden in België verblijven?
  • Antwoord: Artikel 5 vervangt het hele artikel 10 van de wet van 15 december 1980, wat cruciaal is voor gezinshereniging. Het bepaalt wie van rechtswege (automatisch) langer dan drie maanden in België mag verblijven, onder voorbehoud van artikelen 9 en 12:
    • 1° Vreemdelingen wiens verblijfsrecht erkend wordt door een internationaal verdrag, wet of koninklijk besluit.
    • 2° Vreemdelingen die voldoen aan de voorwaarden om de Belgische nationaliteit te herkrijgen, zonder dat ze al minstens twaalf maanden hun hoofdverblijfplaats in België moeten hebben of een verklaring moeten afleggen.
    • 3° Vrouwen die de Belgische nationaliteit verloren hebben door huwelijk of door het verwerven van een vreemde nationaliteit door hun echtgenoot.
    • 4° Bepaalde familieleden van een vreemdeling met een internationale beschermingsstatus (zoals vluchteling of subsidiaire bescherming) of die toegelaten is op basis van artikel 57/45. Deze familieleden moeten zich al in België bevinden (in verband met de asielaanvraag of aanvraag wegens staatloosheid) maar komen zelf niet in aanmerking voor die bescherming. De gezinsbanden moeten reeds bestonden voordat de vreemdeling (die begeleid wordt) in België aankwam, en de toelating tot verblijf moet verenigbaar zijn met hun persoonlijke juridische status.
      • Wie zijn deze familieleden (4°)?
        • a) Buitenlandse echtgenoot die samenleeft, beiden ouder dan 18 jaar.
        • b) Vreemdeling met wie de persoon een wettelijk geregistreerd partnerschap heeft, die samenleeft, beiden ouder dan 18 jaar en voldoen aan specifieke voorwaarden (zie hieronder).
        • c) Gemeenschappelijke minderjarige kinderen (ongehuwd) die met hen samenleven vóór ze 18 zijn.
        • d) Minderjarige kinderen (ongehuwd) van de begeleide vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn. Voorwaarde is dat de begeleide vreemdeling (of diens echtgenoot/partner) het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring uitoefent en de kinderen ten laste zijn. Bij gedeeld ouderlijk gezag is toestemming van de andere houder vereist.
        • e) Ongehuwd gehandicapt kind ouder dan 18 van de begeleide vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, mits een attest van een erkende arts aantoont dat het kind door de handicap niet in eigen behoeften kan voorzien.
        • f) Ouders dan wel de meerderjarige vreemdeling die verantwoordelijk is voor de begeleide vreemdeling, indien deze jonger dan 18 en ongehuwd is, en op voorwaarde dat zij met hem samenleven vóór hij 18 is.
    • 5° Familieleden van een vreemdeling die de vluchtelingenstatus heeft of toegelaten is overeenkomstig artikel 57/45.
      • Wie zijn deze familieleden (5°)?
        • a) Buitenlandse echtgenoot die met hem komt samenleven, beiden ouder dan 21 jaar.
        • b) Vreemdeling met wie de persoon een wettelijk geregistreerd partnerschap heeft, die met hem komt samenleven, beiden ouder dan 21 jaar en voldoen aan specifieke voorwaarden.
        • c) Gemeenschappelijke minderjarige kinderen (ongehuwd) die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn.
        • d) Minderjarige kinderen (ongehuwd) van de vervoegde vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn. Voorwaarde is dat de vervoegde vreemdeling (of diens echtgenoot/partner) het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring uitoefent en de kinderen ten laste zijn. Bij gedeeld ouderlijk gezag is toestemming van de andere houder vereist.
        • e) Ongehuwd gehandicapt kind ouder dan 18 van de vervoegde vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, mits een attest van een erkende arts aantoont dat het kind door de handicap niet in eigen behoeften kan voorzien.
        • f) Ouders, indien de vervoegde vreemdeling jonger dan 18 is en ongebegeleid in België aankwam of nadien onbegeleid werd achtergelaten, en op voorwaarde dat zij met hem komen samenleven vóór hij 18 is.
    • 6° Familieleden van een vreemdeling die over een verblijf van onbeperkte duur beschikt en sedert minimaal twee jaar in België verblijft. Deze termijn van twee jaar wordt teruggebracht tot één jaar als de gezinsbanden reeds bestonden vóór de aankomst van de vreemdeling, of vervalt als de vreemdeling enkel gezinsleden onder c) tot e) laat overkomen.
      • Wie zijn deze familieleden (6°)?
        • a) Buitenlandse echtgenoot, die met hem komt samenleven, beiden ouder dan 21 jaar.
        • b) Vreemdeling met wie de persoon door een wettelijk geregistreerd partnerschap verbonden is, die met hem komt samenleven, beiden ouder dan 21 jaar en voldoen aan specifieke voorwaarden.
        • c) Gemeenschappelijke minderjarige kinderen (ongehuwd) die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn.
        • d) Minderjarige kinderen (ongehuwd) van de vervoegde vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn. Voorwaarde is dat de vervoegde vreemdeling (of diens echtgenoot/partner) het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring uitoefent en de kinderen ten laste zijn. Bij gedeeld ouderlijk gezag is toestemming van de andere houder vereist.
        • e) Ongehuwd gehandicapt kind ouder dan 18 van de vervoegde vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, mits een attest van een erkende arts aantoont dat het kind door de handicap niet in eigen behoeften kan voorzien.
  • Vraag: Wat zijn de specifieke voorwaarden voor geregistreerde partnerschappen (bedoeld in 4°b, 5°b en 6°b)?
  • Antwoord: Geregistreerde partners moeten een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie bewijzen. Dit kan aangetoond worden op een van de volgende manieren:

1.                  De partners hebben gedurende minstens één jaar onafgebroken en legaal samengewoond in België of een ander land, voorafgaand aan de aanvraag.

2.                  De partners kennen elkaar sedert ten minste twee jaar voorafgaand aan de aanvraag en hebben regelmatig contact onderhouden (telefonisch, per brief, elektronisch), én ze hebben elkaar in die twee jaar driemaal ontmoet voor een totaal van 45 dagen of meer.

3.                  De partners hebben een gemeenschappelijk kind. Daarnaast mogen ze geen personen zijn bedoeld in de artikelen 161 tot 163 van het oude Burgerlijk Wetboek, en er mag geen definitieve weigeringsbeslissing tot huwelijkssluiting zijn geweest op basis van artikel 167 van het oude Burgerlijk Wetboek.

  • Vraag: Hoe wordt rekening gehouden met de leeftijd van minderjarige familieleden bij de aanvraag?
  • Antwoord: Als de gezinsbanden reeds bestonden voordat de vreemdeling die wordt vervoegd in België aankwam, houdt de minister of zijn gemachtigde rekening met de leeftijd die het familielid (bedoeld in 5°c en d) of de vreemdeling (bedoeld in 5°f) had op het moment van de indiening van het verzoek om internationale bescherming of de aanvraag om toelating tot verblijf wegens staatloosheid. Als een kind 18 jaar wordt tijdens of kort na de procedure voor vluchtelingenstatus of verblijfstoelating, kan de gezinsherenigingsaanvraag tot drie maanden na de beslissing worden ingediend. Bij de beoordeling van deze termijn kan rekening gehouden worden met bijzondere omstandigheden die een laattijdige indiening objectief verschoonbaar maken. Bovendien gelden de bepalingen over kinderen, tenzij een internationaal verdrag dat België bindt, gunstigere bepalingen bevat.
  • Vraag: Welke aanvullende bewijzen zijn vereist voor de gezinshereniging, met name met betrekking tot bestaansmiddelen, huisvesting en ziektekostenverzekering?
  • Antwoord: § 2.
    • Vreemdelingen zoals bedoeld in §1, eerste lid, 2° en 3° (herkrijgen nationaliteit, verloren nationaliteit door huwelijk), moeten bewijzen dat ze stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen hebben voor zichzelf, zodat ze niet ten laste vallen van de overheid.
    • Voor familieleden zoals bedoeld in §1, eerste lid, 5°a-e en 6°a-e, moet worden bewezen dat de vreemdeling die wordt vervoegd over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's in België dekt voor hem en zijn familieleden. Ook moet er sprake zijn van behoorlijke huisvesting die als normaal wordt beschouwd voor een vergelijkbaar gezin en voldoet aan de wettelijke veiligheids- en hygiënecriteria. De Koning bepaalt via een besluit de exacte criteria voor deze huisvesting.
    • Bovendien moeten deze familieleden bewijzen dat de vreemdeling die wordt vervoegd over toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen beschikt (zoals gedefinieerd in §5) om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden en te voorkomen dat zij ten laste vallen van de overheid. Deze voorwaarde van bestaansmiddelen geldt niet als de vreemdeling zich enkel laat vervoegen door minderjarige kinderen of gehandicapte kinderen ouder dan 18 (bedoeld in §1, eerste lid, 5°c-e of 6°c-e).
    • Belangrijke uitzondering: De voorwaarden met betrekking tot bestaansmiddelen en huisvesting zijn niet van toepassing op familieleden onder §1, eerste lid, 5° (familie van vluchteling/57/45) als de aanvraag tot verblijf binnen zes maanden na de beslissing tot toekenning van de vluchtelingenstatus of verblijfstoelating werd ingediend. Daarbij moet bij de aanvraag minstens een begin van bewijs van identiteit en gezinsband worden voorgelegd, en de aanvraag moet uiterlijk tien maanden na de beslissing met alle documenten zijn aangevuld. De minister of zijn gemachtigde kan rekening houden met bijzondere omstandigheden die een laattijdige indiening objectief verschoonbaar maken.
    • In afwijking van deze uitzondering kan de minister echter wel eisen dat de documenten over bestaansmiddelen en huisvesting worden overgelegd als gezinshereniging mogelijk is in een ander land waarmee de vreemdeling een bijzondere band heeft, rekening houdend met de situatie in dat land.
    • Alle familieleden die een verblijfsrecht aanvragen, moeten bewijzen dat ze niet lijden aan ziekten die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen (opgesomd in de bijlage bij de wet).
  • Vraag: Zijn er beperkingen voor gezinshereniging als de hoofdpersoon zelf via gezinshereniging in België is gekomen?
  • Antwoord: § 3. Ja, als een onderdaan van een derde land zelf in België is toegelaten als echtgenoot of ongehuwde partner (op basis van artikel 10, 10bis, 40bis, 40ter of 47/2, 1°), dan kan deze persoon zich pas door een nieuwe echtgenoot of partner laten vervoegen als hij gedurende twee jaar regelmatig in België heeft verbleven en de gezinsherenigingsvoorwaarden zijn vervuld.
  • Vraag: Gelden er specifieke regels voor polygame huwelijken?
  • Antwoord: § 4. Ja, een polygame vreemdeling kan zich niet laten vervoegen door een echtgenoot (bedoeld in §1, eerste lid, 4°a, 5°a of 6°a) als een andere echtgenoot al in België verblijft.
  • Vraag: Hoe hoog moeten de bestaansmiddelen zijn en wat wordt meegerekend?
  • Antwoord: § 5. Het bedrag van de bestaansmiddelen moet netto minstens gelijk zijn aan 110% van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimuminkomen (zoals in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988). Dit bedrag wordt met 10% verhoogd voor elk bijkomend familielid dat ten laste is van de vreemdeling die wordt vervoegd.
    • Bij de beoordeling van de bestaansmiddelen wordt gekeken naar hun aard en regelmaat.
    • Middelen uit aanvullende bijstandsstelsels zoals leefloon, aanvullende gezinsbijslag, financiële maatschappelijke dienstverlening en gezinsbijslagen worden niet meegerekend.
    • Inschakelingsuitkering en overbruggingsuitkering worden ook niet meegerekend. Werkloosheidsuitkering wordt alleen meegerekend als de vreemdeling actief werk zoekt.
  • Vraag: Zijn er situaties waarin de algemene regels van artikel 10, §1, 1° niet van toepassing zijn?
  • Antwoord: § 6. Ja, artikel 10, §1, eerste lid, 1° is niet van toepassing op familieleden van een vreemdeling die in België verblijft om te studeren, of die een verblijf van beperkte duur heeft vanwege deze wet, bijzondere omstandigheden, of de aard/duur van zijn activiteiten in België.

Artikel 6.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 6 in artikel 10bis van de wet van 15 december 1980?
  • Antwoord: Artikel 6 brengt verschillende wijzigingen aan in artikel 10bis, dat gaat over gezinshereniging voor specifieke categorieën vreemdelingen (zoals studenten of anderen met een beperkt verblijfsrecht).
    • a) In §1, eerste lid, worden de verwijzingen naar familieleden verfijnd van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)". Dit betekent dat de specifieke categorieën van gezinsleden die kunnen vervoegen onder 10bis, nauwkeuriger worden gedefinieerd.
    • b) De bepaling over huisvesting voor studenten in §1, eerste lid, wordt vervangen. Er moet nu bewezen worden dat de student over behoorlijke huisvesting beschikt die als normaal beschouwd wordt voor een vergelijkbaar gezin en voldoet aan wettelijke veiligheids- en hygiënecriteria. De Koning zal de exacte criteria vastleggen.
    • c) In §2, eerste lid, worden de verwijzingen naar familieleden opnieuw verfijnd van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)".
    • d) De bepaling over huisvesting voor de vreemdeling die wordt vervoegd in §2, eerste lid, wordt vervangen en is identiek aan de nieuwe huisvestingsvoorwaarde voor studenten (zie punt b).
    • e) §2 wordt aangevuld met twee leden:
      • Een machtiging tot verblijf voor familieleden van een vreemdeling die op basis van artikel 9bis (specifieke verblijfstitel) in België verblijft, wordt alleen toegekend als de vervoegde vreemdeling al minimaal twee jaar in België is toegelaten of gemachtigd. Deze termijn van twee jaar vervalt als enkel de kinderen (c-e) worden vervoegd.
      • De bepalingen van de eerste, tweede en derde leden van §2 zijn niet van toepassing op familieleden van een vreemdeling die in België verblijft als begunstigde van subsidiaire bescherming of tijdelijke bescherming.
    • f) Een nieuwe paragraaf § 2/1 wordt ingevoegd, specifiek voor familieleden van vreemdelingen met subsidiaire beschermingsstatus of tijdelijke beschermingsstatus:
      • De machtiging voor een verblijf van meer dan drie maanden (voor familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, a) tot e)) wordt toegekend op voorwaarde dat de vervoegde vreemdeling al minimaal twee jaar in België verblijft én de gezinsbanden al bestonden voordat de vreemdeling in België aankwam.
      • Deze familieleden moeten bovendien bewijzen dat:
        1. De vervoegde vreemdeling beschikt over stabiele, regelmatige en voldoende bestaansmiddelen (zoals bepaald in artikel 10, §5) om zichzelf en zijn familieleden te onderhouden, behalve als enkel de kinderen (6°c-e) worden vervoegd.
        2. De vervoegde vreemdeling over voldoende huisvesting beschikt die voldoet aan de wettelijke criteria.
        3. De vervoegde vreemdeling een ziektekostenverzekering heeft die de risico's in België dekt voor hem en zijn familieleden.
        4. Zij niet vallen onder bepaalde uitsluitingsgronden (ziekten of gevaar voor volksgezondheid).
      • De termijn van twee jaar vervalt als de vreemdeling zich enkel laat vervoegen door minderjarige kinderen of gehandicapte kinderen ouder dan 18 (bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, c) tot e)).
      • De bepalingen van artikel 12bis, § 6 zijn ook van toepassing.
    • g), h), i) Tot slot worden in §3, §4, en §5 van artikel 10bis ook de verwijzingen naar familieleden aangepast van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)".

Artikel 7.

  • Vraag: Welke aanpassingen worden er gedaan in artikel 10ter?
  • Antwoord: Artikel 7 wijzigt artikel 10ter, dat onder andere de bewijslast en termijnen voor gezinshereniging behandelt.
    • a) In §1, tweede lid, worden de verwijzingen naar artikel 10bis uitgebreid met de nieuw ingevoegde §2/1.
    • b) De regels voor het overleggen van bewijs van bestaansmiddelen in §2, tweede lid, worden verduidelijkt: de vreemdeling moet bij de indiening van de aanvraag alle nuttige documenten en inlichtingen overleggen. De minister houdt rekening met alle geldige bewijzen. De Koning kan bepalen welke documenten verder kunnen dienen ter ondersteuning van de behoefteanalyse.
    • c) en d) De verwijzingen naar "duurzame en stabiele relatie" in §2, derde lid, en §2ter, tweede lid, worden verduidelijkt door te verwijzen naar "het partnerschap bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid". Dit zorgt voor consistentie in de terminologie.

Artikel 8.

  • Vraag: Welke veranderingen introduceert artikel 8 in artikel 11 van de wet van 15 december 1980?
  • Antwoord: Artikel 8 past artikel 11 aan, dat gaat over de duur van het verblijfsrecht.
    • a) In §1, tweede lid, wordt de formulering over familieleden van erkende vluchtelingen of begunstigden van subsidiaire bescherming of 57/45 status gewijzigd. De tekst benadrukt nu expliciet dat het gaat om familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° en 5°, met wie de gezinsbanden reeds bestonden voordat de vreemdeling die wordt vervoegd in België aankwam.
    • b) In §2, eerste lid, punt 3° wordt een nieuwe reden toegevoegd voor het beëindigen van een verblijf. Dit gebeurt als de vreemdeling die is toegelaten als geregistreerde partner (op basis van artikel 10, § 1, eerste lid, 4°b, 5°b of 6°b) of de vreemdeling die hij/zij heeft vervoegd, een huwelijk of geregistreerd partnerschap met een andere persoon aangaat.
    • c) In §3, vierde lid, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 8°" naar "4° tot 6°".

Artikel 9.

  • Vraag: Wat zijn de wijzigingen in artikel 12bis, dat de aanvraagprocedure voor verblijf regelt?
  • Antwoord: Artikel 9 wijzigt artikel 12bis, wat belangrijk is voor de procedure van verblijfsaanvragen.
    • a) In §1, tweede lid, punt 4° wordt de categorie van familieleden die een verblijf van maximaal drie maanden kunnen krijgen, aangepast. Dit betreft nu familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°c-f, of 6°c-e, of familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°.
    • b) In §1, tweede lid, wordt punt 5° opgeheven.
    • c) In §2, vierde lid, worden de regels voor het overleggen van bewijs van bestaansmiddelen verduidelijkt op dezelfde manier als in artikel 7b: de vreemdeling moet alle nuttige documenten bij de indiening overleggen, en de minister houdt rekening met alle geldige bewijzen. De Koning kan bepalen welke documenten voorgelegd mogen worden.
    • d) en e) In §2, vijfde lid, en §3, vierde lid, wordt de verwijzing naar "partnerschap bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°" vervangen door "partnerschap bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid".
    • f) In §3bis, eerste lid, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)".
    • g) In §3bis, tweede lid, wordt de verwijzing naar de "duurzame en stabiele relatie" opnieuw verduidelijkt naar "het partnerschap bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid".
    • h) In §5 wordt de formulering over familieleden van vreemdelingen die verblijfsrecht hebben gekregen via artikel 57/45, vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming, gewijzigd. Er wordt nu expliciet verwezen naar de familieleden zoals bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, en 5°, met wie de gezinsbanden reeds bestonden voordat de vreemdeling die vervoegd wordt in het Rijk aankwam.

Artikel 10.

  • Vraag: Wat verandert artikel 10 aan de duur van de verblijfstitels in artikel 13?
  • Antwoord: Artikel 10 wijzigt artikel 13, dat de duur van verblijfsvergunningen regelt.
    • a) In §1, vierde lid, wordt de specifieke groep familieleden (bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°, f), d.w.z. ouders van ongehuwde minderjarige vluchtelingen) aangeduid als degenen die een verblijf van onbeperkte duur kunnen krijgen, ter vervanging van eerdere verwijzingen.
    • b) Het vijfde lid van §1 wordt vervangen: Familieleden van een vreemdeling met een beperkte verblijfsduur, op wie artikel 10, § 1, eerste lid, 1°, van toepassing is, krijgen een verblijfstitel met dezelfde geldigheidsduur als de vreemdeling die hen vervoegd heeft.
    • c) Een nieuw lid wordt ingevoegd in §1: Familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° (familieleden die reeds in België zijn in het kader van een asielaanvraag/staatloosheid), krijgen een verblijfstitel met dezelfde geldigheidsduur als de begeleide vreemdeling. Deze toelating tot verblijf wordt van onbeperkte duur als de begeleide vreemdeling zelf over een verblijf van onbeperkte duur beschikt, op voorwaarde dat het familielid nog steeds voldoet aan de voorwaarden van artikel 10 en geen gevaar vormt voor de openbare orde en/of de nationale veiligheid.
    • d) In §3, tweede lid, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 8°" naar "4° tot 6°".
    • e) In §4, eerste lid, wordt de verwijzing naar familieleden van "artikel 10bis, § 2" uitgebreid naar "artikel 10bis, §§ 2 en 2/1" om de nieuwe categorieën op te nemen.
    • f) In §4, eerste lid, punt 4° wordt een nieuwe reden toegevoegd voor het beëindigen van een verblijf: als de vreemdeling die gemachtigd werd tot een verblijf als wettelijk geregistreerde partner (in de zin van artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, b)) of de vreemdeling die hij/zij vervoegd heeft, een huwelijk of geregistreerd partnerschap met een andere persoon aangaat.

Artikel 11.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 11 aan de voorwaarden voor vestiging (onbeperkt verblijf) in artikel 15?
  • Antwoord: Artikel 11 vervangt het eerste lid van artikel 15. Een machtiging tot vestiging (onbeperkt verblijf) wordt verleend aan een vreemdeling die bewijst dat hij gedurende vijf jaar regelmatig en ononderbroken in België heeft verbleven. Dit geldt onverminderd gunstigere internationale verdragsbepalingen en tenzij de vreemdeling zich in één van de specifieke, uitsluitende gevallen bevindt (opgesomd in artikel 3, eerste lid, 5° tot 8°).

Artikel 12.

  • Vraag: Welke aanpassingen worden er gedaan in artikel 19, dat over verwijdering van vreemdelingen gaat?
  • Antwoord: Artikel 12 wijzigt artikel 19.
    • a) In §1, derde lid, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)".
    • b) In §4, 1° en 2°, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 8°" naar "4° tot 6°".
    • c) In §4, 3°, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)". Deze wijzigingen betreffen de specifieke gezinsherenigingscategorieën die van belang zijn bij verwijderingsbeslissingen.

Artikel 13.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 13 in artikel 39/79?
  • Antwoord: Artikel 13 wijzigt artikel 39/79, § 1, tweede lid, 3°. De precieze wijziging is een aanpassing van de verwijzing naar familieleden van "artikel 10bis, § 2" (in de Franse tekst "article 10bis, § 2 ou") naar een nieuwe verwijzing. De exacte volledige nieuwe verwijzing is niet volledig in de bron aanwezig, maar het betreft een actualisering van de relevante artikelen voor familieleden.

Artikel 14.

  • Vraag: Wat zijn de nieuwe voorwaarden voor gezinshereniging met een Belgische staatsburger in artikel 40ter?
  • Antwoord: Artikel 14 wijzigt artikel 40ter, §2, dat de voorwaarden voor gezinshereniging met een Belgische staatsburger regelt.
    • a) De bepalingen onder 1° en 2° in het tweede lid worden vervangen:
      • 1° De Belg moet beschikken over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen. Dit is het geval als het netto bedrag minstens 110% van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimuminkomen is, verhoogd met 10% voor elk bijkomend familielid ten laste. Net als bij artikel 10, §5, worden middelen uit aanvullende bijstandsstelsels niet meegerekend, en werkloosheidsuitkering alleen als de Belg actief werk zoekt. Een belangrijke uitzondering is dat de voorwaarde inzake bestaansmiddelen niet van toepassing is als de Belg enkel wordt vergezeld of vervoegd door zijn minderjarige familieleden (bedoeld in het eerste lid, 2°).
      • 2° De Belg moet over behoorlijke huisvesting beschikken die als normaal wordt beschouwd voor een vergelijkbaar gezin en voldoet aan wettelijke veiligheids- en hygiënecriteria. De Koning zal de exacte criteria vastleggen.
    • b) Een zin in het vierde lid wordt opgeheven, namelijk die welke de minimumleeftijd (21 jaar) tot 18 jaar terugbracht in bepaalde gevallen van huwelijk of geregistreerd partnerschap die reeds bestonden vóór de aanvraag. Dit betekent dat de minimumleeftijd van 21 jaar nu strenger wordt gehandhaafd in de gevallen die onder dit artikel vallen.

Artikel 15.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 15 aan de manier waarop bewijs van bestaansmiddelen wordt ingediend en beoordeeld in artikel 42?
  • Antwoord: Artikel 15 wijzigt artikel 42, §1, tweede lid. De vreemdeling moet bij de indiening van de aanvraag alle documenten en inlichtingen overleggen die nuttig zijn om het bedrag van de bestaansmiddelen te bepalen. De minister of zijn gemachtigde houdt bij de beoordeling rekening met alle geldige bewijzen. De Koning kan bepalen welke documenten eventueel kunnen worden voorgelegd ter ondersteuning van de behoefteanalyse. Dit zorgt voor meer duidelijkheid over de verantwoordelijkheid van de aanvrager.

Artikel 16.

  • Vraag: Wat zijn de voorwaarden voor gezinshereniging voor begunstigden van de tijdelijke beschermingsstatus volgens de nieuwe bepalingen in artikel 57/34?
  • Antwoord: Artikel 16 vervangt §2 van artikel 57/34. De minister of zijn gemachtigde kent een machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden toe aan de volgende familieleden van een vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet (overeenkomstig artikel 57/30), op voorwaarde dat het gezin reeds was gevormd ten tijde van de omstandigheden die leidden tot de scheiding van het gezin (zoals bedoeld in artikel 57/29, §1):
    • 1° De echtgenoot, die met hem komt samenleven, op voorwaarde dat beiden ouder zijn dan 21 jaar.
    • 2° De vreemdeling die door middel van een wettelijk geregistreerd partnerschap verbonden is met de begunstigde, die met hem komt samenleven, op voorwaarde dat beiden ouder zijn dan 21 jaar.
    • 3° De minderjarige, ongehuwde kinderen van de begunstigde, diens echtgenoot of geregistreerde partner, die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn. Voorwaarde is dat de vervoegde begunstigde (of diens echtgenoot/partner) het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring uitoefent. Bij gedeeld ouderlijk gezag is toestemming van de andere houder vereist.
    • 4° De ouders van de ongehuwde minderjarige begunstigde, voor zover zij met hem komen samenleven vóór deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
  • Vraag: Welke specifieke voorwaarden gelden voor geregistreerde partners in het kader van tijdelijke bescherming (artikel 57/34, §2, 2°)?
  • Antwoord: De geregistreerde partners (bedoeld in §2, 2°) moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

1.                  Bewijzen dat ze een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie onderhouden. Dit kan aangetoond worden door:

      • a) Minstens één jaar onafgebroken en legaal te hebben samengewoond voorafgaand aan de aanvraag.
      • b) Ofwel elkaar sedert ten minste twee jaar voorafgaand aan de aanvraag te kennen, regelmatig contact te hebben onderhouden, en elkaar driemaal te hebben ontmoet in die twee jaar voor een totaal van 45 dagen of meer.
      • c) Ofwel een gemeenschappelijk kind te hebben.

2.                  Ongehuwd zijn en geen duurzame en stabiele partnerrelatie onderhouden met een andere persoon.

3.                  Geen personen zijn bedoeld in de artikelen 161 tot 163 van het oude Burgerlijk Wetboek.

4.                  Geen van beiden mag het voorwerp zijn geweest van een definitieve beslissing tot weigering van de voltrekking van het huwelijk op basis van artikel 167 van het oude Burgerlijk Wetboek.

  • Tot slot moeten de familieleden bewijzen dat ze niet lijden aan een van de ziekten die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen en die zijn opgesomd in de bijlage bij deze wet.

Artikel 17.

  • Vraag: Wat gebeurt er met artikel 57/34/1?
  • Antwoord: Artikel 57/34/1 van de wet van 15 december 1980 wordt opgeheven.

Artikel 18.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 18 in artikel 57/36?
  • Antwoord: Artikel 18 wijzigt artikel 57/36, § 2, tweede lid. De zin over maatregelen ten aanzien van familieleden die gemachtigd zijn tot verblijf op basis van artikel 57/34/1, wordt vervangen. Er staat nu dat de minister dezelfde maatregel kan nemen ten aanzien van de familieleden van een begunstigde van de tijdelijke beschermingsstatus die gemachtigd werden tot een verblijf in het Rijk op basis van artikel 10bis, § 2/1. Dit is een directe link naar de nieuw ingevoegde paragraaf in artikel 10bis.

Artikel 19.

  • Vraag: Welke aanpassing wordt er gedaan in artikel 61/4?
  • Antwoord: Artikel 19 wijzigt artikel 61/4, § 1, tweede lid. De verwijzing naar "artikel 13, § 1, zesde lid" wordt vervangen door "artikel 13, § 1, zevende lid". Dit is een technische aanpassing, waarschijnlijk als gevolg van een nieuwe nummering van de leden in artikel 13.

Artikel 20.

  • Vraag: Welke aanpassing wordt er gedaan in artikel 61/7?
  • Antwoord: Artikel 20 wijzigt artikel 61/7, § 4, eerste lid. De verwijzing naar "artikel 13, § 1, eerste lid en zesde lid" wordt vervangen door "artikel 13, § 1, eerste lid en zevende lid". Ook dit is een technische aanpassing in de nummering van de leden in artikel 13.

Artikel 21.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 21 in artikel 61/11?
  • Antwoord: Artikel 21 wijzigt artikel 61/11, 6°. De verwijzing naar de familieleden van een onderzoeker wordt aangepast van "artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°" naar "artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, a) tot e)". Dit betekent een verfijning van welke familieleden van een onderzoeker onder dit specifieke artikel vallen.

Artikel 22.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 22 in artikel 61/13/5?
  • Antwoord: Artikel 22 wijzigt artikel 61/13/5, § 3, eerste lid. De verwijzing naar de familieleden van een onderzoeker wordt aangepast op dezelfde manier als in artikel 21, namelijk van "artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°" naar "artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, a) tot e)".

Artikel 23.

  • Vraag: Welke wijzigingen brengt artikel 23 aan in artikel 74/21, dat betrekking heeft op de schorsing van beslissingen?
  • Antwoord: Artikel 23 wijzigt artikel 74/21.
    • a) In het eerste lid worden de artikelen waaronder een aanvraag kan worden gedaan, gewijzigd. "Aangevraagd krachtens artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, 5°, 6°, 7° of 8°, artikel 10bis, artikel 57/34 of artikel 57/34/1" wordt vervangen door "aangevraagd krachtens artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, 5°, 6°, artikel 10bis of artikel 57/34". Dit betekent dat aanvragen onder 7° en 8° van artikel 10, en artikel 57/34/1, niet langer onder de schorsingsbepaling vallen.
    • b) In het tweede lid worden de verwijzingen naar de vreemdeling die tot verblijf is gemachtigd of toegelaten, overeenkomstig dezelfde bijgestelde lijst van artikelen, aangepast.

HOOFDSTUK 3. — Overgangsbepalingen

Artikel 24.

  • Vraag: Vanaf wanneer is deze wet van toepassing en zijn er uitzonderingen?
  • Antwoord: § 1. Vanaf de inwerkingtreding is deze wet van toepassing op alle situaties waar haar bepalingen naar verwijzen.
  • § 2. Er zijn echter uitzonderingen (afwijkingen van §1):
    • Deze wet is niet van toepassing op aanvragen tot verlenging van een verblijfstitel of -kaart die al was afgeleverd vóór de inwerkingtreding van deze nieuwe wet, op basis van de oude artikelen 10, 10bis, 40bis, 40ter, 57/34 of 57/34/1 van de wet van 15 december 1980.
  • § 3. Ook is deze wet niet van toepassing op aanvragen tot toelating of machtiging tot verblijf die zijn ingediend op grond van de oude artikelen 10, 10bis, 40bis, 40ter of 57/34:
    • Dit geldt voor familieleden van een Belg of van een vreemdeling die al vóór de inwerkingtreding van deze wet langer dan drie maanden in België mocht verblijven.
    • De aanvraag moest dan wel zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wet, óf binnen twee jaar na de inwerkingtreding ervan.
    • Dezelfde afwijking geldt voor aanvragen tot verlenging van een verblijfstitel of -kaart die is afgeleverd volgens dit lid, op voorwaarde dat de verlengingsaanvraag binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet is ingediend.
  • Specifieke bescherming voor gezinsbanden:
    • Als familieleden van een begunstigde van de subsidiaire beschermingsstatus (die al volgens het oude artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6° waren toegelaten) een verblijfsrecht kregen op basis van de oude regels, dan wordt hun verblijf na de tweejarige overgangstermijn niet beëindigd enkel omdat de gezinsbanden niet reeds bestonden vóór de aankomst van de vreemdeling in België. Dit beschermt de rechten van gezinnen die al onder de oude regels waren toegelaten.
    • Hetzelfde geldt voor familieleden van een begunstigde van de tijdelijke beschermingsstatus die al volgens het oude artikel 10bis, § 2 waren gemachtigd tot een verblijf.
  • De genoemde termijn van twee jaar start op de datum van inwerkingtreding van deze wet.