Printvriendelijk afdrukken

vrijdag 26 december 2025

Waarom rechtspraak bekritiseren mag (maar de manier waarop ertoe doet) - Jeroen De Mets

 Waarom rechtspraak bekritiseren mag (maar de manier waarop ertoe doet)

Jeroen De Mets

Video voor jongeren met samengevatte tekst

 Rechters zijn dan wel onafhankelijk, maar ze spreken geen recht in een vacuüm. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens benadrukt dat rechters meer kritiek dan een gewone burger moeten kunnen verdragen. Ze oefenen namelijk een essentiële overheidsfunctie uit. Die kritiek mag volgens het Hof tot op een zekere hoogte zelfs persoonlijk zijn, en niet louter theoretisch of algemeen. Beperkingen op die vrijheid van meningsuiting zijn volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens wel mogelijk “om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen”. Hieronder bespreek ik hoe die principes spelen voor politici, journalisten, advocaten, rechtswetenschappers en rechters zelf.





Politici

Dat politici een verregaande vrijheid van meningsuiting hebben is evident. Die vrijheid stopt niet als het gaat over de rechtspraak. Het zou problematisch zijn als politici na een rechterlijke uitspraak niet mogen debatteren over wetswijzigingen. Niet elke kritiek op een beslissing van een rechter of op een bepaalde tendens in de rechtspraak is daarom problematisch. Maar de manier waarop die kritiek geuit wordt, kan het vertrouwen van het publiek in de rechterlijke macht ernstig ondergraven. Dat vertrouwen is essentieel in een rechtstaat, maar geen eeuwigdurende verworvenheid. Kritiek die de legitimiteit van de rechter ondermijnt, die zich richt op de privé-omgeving van rechters, of die ongefundeerd suggereert dat rechters activistisch zijn, kan het vertrouwen van de burger in justitie ernstig schaden. Daarbij speelt ook mee dat rechters om deontologische redenen niet zomaar mogen reageren op kritiek op hun uitspraken, terwijl politici makkelijker toegang tot de media hebben. Extra voorzichtigheid is ook geboden als het over lopende zaken gaat. Hoewel rechters onafhankelijk genoeg moeten zijn om met uitspraken van politici geen rekening te houden, kunnen ze wel het publieke vertrouwen in de uitkomst van die zaak onderuithalen.

Journalisten

De rol van de media als waakhond is essentieel, en het publiek heeft recht op informatie over lopende gerechtszaken. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zou ook het ondenkbaar zijn dat er over belangrijke gerechtszaken geen publiek debat mogelijk is. Dat de media over procedures en rechterlijke beslissingen kunnen berichten is daarom essentieel. Maar omgekeerd zijn er ook beperkingen mogelijk. Zo oordeelde het Hof dat van journalisten verwacht mag worden dat ze het vermoeden van onschuld respecteren. Ook in de Deontologische Code van de Raad voor de Journalistiek komt dat principe terug.

Advocaten

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens erkent dat advocaten een ruime vrijheid van meningsuiting hebben. Die hangt samen met hun fundamentele opdracht om in een bepaalde zaak de belangen van hun cliënt te verdedigen, maar ook met de centrale plaats die advocaten in het rechtssysteem hebben. Advocaten hebben daarom het recht om zich publiek uit te spreken over rechters en hun uitspraken en om het publiek te wijzen op bepaalde problemen bij justitie. Toch zijn er volgens het Hof beperkingen mogelijk. Die beperkingen vinden hun weerslag in de deontologie van advocaten. De Vlaamse Codex Deontologie bevestigt dat advocaten vrijheid van meningsuiting hebben, maar herhaalt dat een advocaat ook in het publiek debat “de principes van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan zijn beroep ten grondslag liggen” moet respecteren. Hij moet zich ook bewust zijn van “zijn bijzondere hoedanigheid van advocaat, waardoor hij een centrale positie inneemt in de rechtsbedeling.” In een recente bijdrage wees professor Patricia Popelier er in dat verband nog op dat burgers misschien wel onvoldoende het onderscheid maken tussen magistraten en advocaten, zodat ook die laatsten een centrale rol spelen bij het vertrouwen dat de rechtbanken bij de burgers genieten (POPELIER, P., ‘Voor een justitie die glimlacht – 10 aanbevelingen voor de Hoge Raad voor de Justitie, om het vertrouwen in justitie te versterken’, RW 2025-26/15, 570).

Rechtswetenschappers

Rechtswetenschappers hebben de academische vrijheid om rechtspraak te bespreken en kritische noten te schrijven. Traditioneel was er in de academische wereld wat terughoudendheid om te schrijven over lopende zaken. Die terughoudendheid lijkt wat af te kalven. Of dat een goede zaak is, is een debat waard. In zaken met een groot maatschappelijk belang (denk maar aan de Klimaatzaak) kan een grondig academisch debat misschien wel een meerwaarde zijn.

Rechters zelf

De groep die het voorzichtigst moet zijn met kritiek op rechterlijke uitspraken, zijn de rechters zelf. Rechters hebben een verregaande vrijheid van meningsuiting. Maar die vrijheid is het meest beperkt als het gaat over lopende gerechtszaken: dan staat terughoudendheid voorop. Rechters mogen ook niet zomaar kritiek op uitspraken van hun collega’s geven. Die kritiek zou het gezag van die uitspraken kunnen ondermijnen. Rechters hebben wel academische vrijheid. Ze mogen dus wetenschappelijke artikels schrijven, tenminste als ze dat op een genuanceerde manier doen.