Printvriendelijk afdrukken

vrijdag 26 december 2025

Wie is er bang van onafhankelijke rechters? - Jeroen De Mets

 

Wie is er bang van onafhankelijke rechters?

Jeroen De Mets

Deze tekst is afkomstig van Jeroen De Mets, rechter in de rechtbank van eerste aanleg en werd gepubliceerd op Linkedin.

Dit jaar overleed de Amerikaanse rechter Frank Caprio. Op het internet circuleren heel wat filmpjes waarin hij met veel humor en empathie rechtspreekt. Als zijn carrière één ding duidelijk maakt, is dat rechters hun gezag niet ondermijnen als ze respectvol en menselijk omgaan met de mensen die zich bij hen moeten verantwoorden. Mercy doesn't make justice weaker, it makes it human.

Een jonger publiek kan een sterk ingekorte versie in video zien via deze link.





Frank Caprio was niet de rechter van de grote zaken. Hij was de chief judge van het municipal court van Providence, zeg maar de lokale politierechter. Hij oordeelde over kleine zaken, vaak verkeersinbreuken of parkeerboetes. De filmpjes uit zijn rechtbank tonen dat ook in kleine strafzaken een onafhankelijke rechter cruciaal kan zijn. Ook parkeerboetes kunnen onterecht zijn, en zelfs een kleine financiële sanctie kan voor veel mensen een zware financiële last betekenen.

De chronisch overbelaste rechter

Toch is de tussenkomst van een onafhankelijke rechter in strafzaken steeds minder vanzelfsprekend. Steeds meer zaken worden buiten de rechtbank afgehandeld. Die ontwikkeling is al een tijdje bezig. De wetgever voerde in 1984 een grondige hervorming van de minnelijke schikking door (waarbij je een geldsom betaalt en je zaak dan niet voor de rechtbank komt). Daarbij verwees de wetgever naar “een groot aantal zaken moet worden behandeld, hetgeen onvermijdelijk een overbelasting van die rechtscolleges tot gevolg heeft en noodzakelijk leidt tot achterstand in de afhandeling van de rechtsgedingen”. Het is een argument dat daarna nog vaak zou gebruikt worden: de rechtbanken hebben te veel werk, dus er moeten meer zaken buiten de rechtbank worden afgehandeld.

In 2012 werd de minnelijke schikking hervormd en uitgebreid. Ze sindsdien ook worden toegepast als een zaak al voor de rechtbank was gebracht. Dat was volgens de wetgever nodig wegens het “capaciteitsprobleem van de verschillende actoren” en om “ruimte te creëren voor de correctionele rechtbanken om meer energie te steken in betwiste zaken”. Een tweede uitbreiding kwam er tijdens de coronapandemie. De politie kreeg de mogelijkheid om een minnelijke schikking op te leggen aan wie de coronaregels overtrad. Die kon zelfs onmiddellijk ter plaatse betaald worden. In 2022 werd die mogelijkheid uitgebreid naar winkeldiefstallen, inbreuken op de drugswetgeving en inbreuken op de wapenwet. Die uitbreiding werd door de toenmalige minister van Justitie verantwoord door de noodzaak om “ellenlange procedures” te vermijden en om kleine criminaliteit aan te pakken zonder de parketten en rechtbanken te overbelasten.

De onmiddellijke minnelijke schikking wordt dus opgelegd zonder de tussenkomst van een rechter, maar vaak ook zonder de tussenkomst van een parketmagistraat. Opvallend genoeg pleitte een beroepsorganisatie er recent voor om winkeliers zelf een ‘vrijwillige kostenvergoeding’ te laten aanrekenen voor winkeldiefstallen. In Nederland bestaan private organisaties die instaan voor de invordering van zo’n bedragen. Zelfs de verplichte tussenkomst van de politie staat dus onder druk.

Een tweede belangrijke tendens is de verschuiving van strafrechtelijke naar bestuurlijke handhaving. Daarbij is het de uitvoerende macht die voor de handhaving van de regels instaat. Zo haalde de wetgever op het einde van de vorige eeuw heel wat kleinere inbreuken uit het Strafwetboek. Lokale besturen kregen de mogelijkheid om zelf gemeentelijke administratieve sancties op te leggen. Oorspronkelijk ging het enkel om kleine inbreuken, zoals het te vroeg buitenzetten van een vuilniszak of wildplassen, maar het systeem werd doorheen de jaren uitgebreid. Ook voor diefstal, slagen of verwondingen, openbare beledigingen of vernieling van voertuigen zijn in principe gemeentelijke sancties mogelijk. In het parlement kwam daarvoor een argument terug dat we al een aantal keren gehoord hebben: de rechtbanken en het openbaar ministerie hebben “beperkte middelen”, en moeten zich kunnen focussen op de meest ernstige vormen van criminaliteit.

Maar de tendens is niet alleen zichtbaar in de klassieke criminaliteit. In veel materies worden sancties ondertussen niet opgelegd door strafrechters, maar door de uitvoerende macht zelf. Er zijn ontelbare voorbeelden. Voor fiscale overtredingen riskeer je een administratieve geldboete die wordt opgelegd door de FOD Financiën. Als je je verplichte inburgeringscursus niet volgt, riskeer je een sanctie van het Vlaams Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Voor overtredingen inzake het omgevingsrecht riskeer je een administratieve geldboete die wordt opgelegd door de gewestelijke beboetingsentiteit. Er zijn ook heel wat gespecialiseerde toezichthouders: voor inbreuken tegen de wetten op de gegevensbeschermingsautoriteit riskeer je gesanctioneerd te worden door de Gegevensbeschermingsautoriteit, voor inbreuken op de mededingingswetgeving door de Belgische Mededingingsautoriteit, voor inbreuken op de financiële wetgeving door de FSMA. Het gaat niet om peanuts: bestuurlijke geldboetes kunnen vaak heel hoog oplopen.

Overbelaste rechtbanken zijn geen natuurwet

De mogelijkheid om de zaak buiten de rechtbank af te handelen, is daarom op zich nog niet problematisch. Het Grondwettelijk Hof zag bijvoorbeeld geen graten in het bevel tot betalen in verkeerszaken. Het Hof aanvaardde dat het bestrijden van straffeloosheid en het vermijden van overbelasting van de gerechtelijke overheden legitieme doelstellingen zijn (Gwh 11 april 2023, nr. 60/2023).

In heel wat gevallen is een buitengerechtelijke oplossing ook waardevol, bijvoorbeeld omdat ze een oplossing tussen dader en slachtoffers dichterbij brengt. Het openbaar ministerie lost bijvoorbeeld heel wat kleinere zaken op via bemiddeling en maatregelen, waarbij de dader niet voor de rechter komt als hij het slachtoffer vergoedt of andere maatregelen naleeft, zoals een behandeling voor een drugsverslaving volgen. Zo’n procedures kunnen ook de stigmatiserende gevolgen van een openbare terechtzitting vermijden. Ook in grotere zaken kan een buitengerechtelijke oplossing van een geschil soms waarde hebben. Volgens de Hoge Raad voor de Justitie is de verruimde minnelijke schikking een nuttig instrument als het correct gebruikt wordt (https://hrj.be/nl/publicaties/2024/verruimde-minnelijke-schikking-in-strafzaken).

Het weghalen van zaken bij de rechtbanken wordt echter niet vaak niet vanuit kwaliteitsoverwegingen, maar wel vanuit efficiëntie-overwegingen verantwoord. In verkeerszaken worden minnelijke schikkingen heel veel gebruikt. Ze worden vaak ook zonder tussenkomst van een rechter geïnd. In een persbericht van enkele jaren terug werd erop gewezen dat de inningsgraad van geldboetes in verkeerszaken gestegen was tot 87%. Dat zijn indrukwekkende cijfers. Het is uiteraard essentieel dat dat strafrechtelijke boetes ook effectief geïnd worden. Maar zulke argumenten negeren dat de taak van de rechter niet alleen het opleggen van boetes is, maar vooral het bieden van rechtsbescherming.

Overbelaste rechtbanken zijn bovendien geen natuurwet, maar het gevolg van beleidskeuzes. Die keuzes bevinden zich op drie niveaus. De mate waarin rechtbanken overbelast zijn en procedures ellenlang duren is ten eerste geen objectieve vaststelling, maar een tijdsgebonden en subjectief gegeven. Ten tweede is de mate waarin rechtbanken overbelast zijn, het gevolg van politieke keuzes over budget en investeringen in justitie. Het is geen verrassing dat rechtbanken die werken met personeelskaders uit de jaren 50 in 2025 structureel overbelast zijn. Ten derde wordt in de wetenschappelijke literatuur gewezen op een tendens om steeds meer gedragingen met een sanctie te beteugelen. Ook de instroom bij de rechtbanken is dus het gevolg van beleidskeuzes.

Toegang tot een rechter is geen overbodige luxe

De verantwoordelijkheid om naar de rechter te stappen komt bovendien steeds vaker bij de burger zelf terecht. Maar daar gelden allerlei praktische en financiële bezwaren. Veel mensen missen de ‘doenkracht’ of de kennis om hun rechten te doen gelden. Beroepsprocedures zijn zwaar en duur, en daarom veel mensen gewoonweg niet haalbaar. Als je een sanctie aanvecht maar ongelijk krijgt, krijg je vaak ook heel wat extra kosten aan je been. Of je riskeert om zwaarder gestraft te worden.

Het recht om je geschil met de overheid te laten beoordelen door een onafhankelijke rechter, is nochtans een fundamenteel recht, dat door Europese en internationale verdragen gegarandeerd wordt. Dat geldt zeker als je een strafrechtelijke sanctie riskeert. Je hebt dan een aantal waarborgen, zoals het vermoeden van onschuld of het recht om tegenspraak te voeren over de bewijselementen. Strafrechters zijn onafhankelijk, en niemand mag hen instructies geven over hoe ze in een bepaald dossier de wet moeten toepassen. Als de uitvoerende macht zelf sancties oplegt, zijn die garanties heel wat minder sterk.

Een procedure bij de rechter geeft ook menselijke kant aan een sanctie die de overheid oplegt. Enerzijds omdat je als beschuldigde tijdens een zitting de persoon die je sanctioneert kan zien en spreken, anderzijds omdat rechters rekening kunnen houden met alle persoonlijke omstandigheden van een beklaagde. Die procedurele en menselijke rechtvaardigheid zorgt ervoor dat sancties beter aanvaard zullen worden.

Ook voor de maatschappij is het recht op toegang tot een rechter tot slot belangrijk. Omdat rechtspraak openbaar is, kan iedereen in de zittingszaal langsgaan, zien hoe de zitting verloopt en horen wat de rechter uiteindelijk beslist. Dat draagt bij tot het vertrouwen dat burgers in de beslissingen van rechters hebben. Als een zaak buiten de rechtbank wordt afgehandeld, is die openbaarheid niet gegarandeerd.

Hoog tijd dus om rechtbanken niet langer te zien als hinderpalen voor een efficiënt repressief beleid, maar als waardevolle instituties die een essentiële taak vervullen: rechtsbescherming bieden aan de burger. Dat vereist investeringen, zodat de chronisch overbelaste rechter niet langer ontlast hoeft te worden.