Wie is er bang van onafhankelijke rechters?
Deze tekst is afkomstig van Jeroen De Mets, rechter in de rechtbank van eerste aanleg en werd gepubliceerd op Linkedin.
Dit jaar overleed de Amerikaanse rechter Frank Caprio. Op
het internet circuleren heel wat filmpjes waarin hij met veel humor en empathie
rechtspreekt. Als zijn carrière één ding duidelijk maakt, is dat rechters hun
gezag niet ondermijnen als ze respectvol en menselijk omgaan met de mensen die
zich bij hen moeten verantwoorden. Mercy doesn't make justice weaker, it
makes it human.
Een jonger publiek kan een sterk ingekorte versie in video zien via deze link.
Frank Caprio was niet de rechter van de grote zaken. Hij was
de chief judge van het municipal court van Providence, zeg maar
de lokale politierechter. Hij oordeelde over kleine zaken, vaak
verkeersinbreuken of parkeerboetes. De filmpjes uit zijn rechtbank tonen dat
ook in kleine strafzaken een onafhankelijke rechter cruciaal kan zijn. Ook
parkeerboetes kunnen onterecht zijn, en zelfs een kleine financiële sanctie kan
voor veel mensen een zware financiële last betekenen.
De chronisch overbelaste rechter
Toch is de tussenkomst van een onafhankelijke rechter in
strafzaken steeds minder vanzelfsprekend. Steeds meer zaken worden buiten de
rechtbank afgehandeld. Die ontwikkeling is al een tijdje bezig. De wetgever
voerde in 1984 een grondige hervorming van de minnelijke schikking door
(waarbij je een geldsom betaalt en je zaak dan niet voor de rechtbank komt).
Daarbij verwees de wetgever naar “een groot aantal zaken moet worden
behandeld, hetgeen onvermijdelijk een overbelasting van die rechtscolleges tot
gevolg heeft en noodzakelijk leidt tot achterstand in de afhandeling van de
rechtsgedingen”. Het is een argument dat daarna nog vaak zou gebruikt
worden: de rechtbanken hebben te veel werk, dus er moeten meer zaken buiten de
rechtbank worden afgehandeld.
In 2012 werd de minnelijke schikking hervormd en uitgebreid.
Ze sindsdien ook worden toegepast als een zaak al voor de rechtbank was
gebracht. Dat was volgens de wetgever nodig wegens het “capaciteitsprobleem
van de verschillende actoren” en om “ruimte te creëren voor de
correctionele rechtbanken om meer energie te steken in betwiste zaken”. Een
tweede uitbreiding kwam er tijdens de coronapandemie. De politie kreeg de
mogelijkheid om een minnelijke schikking op te leggen aan wie de coronaregels
overtrad. Die kon zelfs onmiddellijk ter plaatse betaald worden. In 2022
werd die mogelijkheid uitgebreid naar winkeldiefstallen, inbreuken op de
drugswetgeving en inbreuken op de wapenwet. Die uitbreiding werd door de
toenmalige minister van Justitie verantwoord door de noodzaak om “ellenlange
procedures” te vermijden en om kleine criminaliteit aan te pakken zonder de
parketten en rechtbanken te overbelasten.
De onmiddellijke minnelijke schikking wordt dus opgelegd
zonder de tussenkomst van een rechter, maar vaak ook zonder de tussenkomst van
een parketmagistraat. Opvallend genoeg pleitte een beroepsorganisatie er recent
voor om winkeliers zelf een ‘vrijwillige kostenvergoeding’ te laten aanrekenen
voor winkeldiefstallen. In Nederland bestaan private organisaties die instaan
voor de invordering van zo’n bedragen. Zelfs de verplichte tussenkomst van de
politie staat dus onder druk.
Een tweede belangrijke tendens is de verschuiving van
strafrechtelijke naar bestuurlijke handhaving. Daarbij is het de uitvoerende
macht die voor de handhaving van de regels instaat. Zo haalde de wetgever op
het einde van de vorige eeuw heel wat kleinere inbreuken uit het Strafwetboek.
Lokale besturen kregen de mogelijkheid om zelf gemeentelijke administratieve
sancties op te leggen. Oorspronkelijk ging het enkel om kleine inbreuken, zoals
het te vroeg buitenzetten van een vuilniszak of wildplassen, maar het systeem
werd doorheen de jaren uitgebreid. Ook voor diefstal, slagen of verwondingen,
openbare beledigingen of vernieling van voertuigen zijn in principe
gemeentelijke sancties mogelijk. In het parlement kwam daarvoor een argument
terug dat we al een aantal keren gehoord hebben: de rechtbanken en het openbaar
ministerie hebben “beperkte middelen”, en moeten zich kunnen focussen op
de meest ernstige vormen van criminaliteit.
Maar de tendens is niet alleen zichtbaar in de klassieke
criminaliteit. In veel materies worden sancties ondertussen niet opgelegd door
strafrechters, maar door de uitvoerende macht zelf. Er zijn ontelbare
voorbeelden. Voor fiscale overtredingen riskeer je een administratieve
geldboete die wordt opgelegd door de FOD Financiën. Als je je verplichte
inburgeringscursus niet volgt, riskeer je een sanctie van het Vlaams Agentschap
voor Binnenlands Bestuur. Voor overtredingen inzake het omgevingsrecht riskeer
je een administratieve geldboete die wordt opgelegd door de gewestelijke
beboetingsentiteit. Er zijn ook heel wat gespecialiseerde toezichthouders: voor
inbreuken tegen de wetten op de gegevensbeschermingsautoriteit riskeer je
gesanctioneerd te worden door de Gegevensbeschermingsautoriteit, voor inbreuken
op de mededingingswetgeving door de Belgische Mededingingsautoriteit, voor
inbreuken op de financiële wetgeving door de FSMA. Het gaat niet om peanuts:
bestuurlijke geldboetes kunnen vaak heel hoog oplopen.
Overbelaste rechtbanken zijn geen natuurwet
De mogelijkheid om de zaak buiten de rechtbank af te
handelen, is daarom op zich nog niet problematisch. Het Grondwettelijk Hof zag
bijvoorbeeld geen graten in het bevel tot betalen in verkeerszaken. Het Hof
aanvaardde dat het bestrijden van straffeloosheid en het vermijden van
overbelasting van de gerechtelijke overheden legitieme doelstellingen zijn (Gwh
11 april 2023, nr. 60/2023).
In heel wat gevallen is een buitengerechtelijke oplossing
ook waardevol, bijvoorbeeld omdat ze een oplossing tussen dader en slachtoffers
dichterbij brengt. Het openbaar ministerie lost bijvoorbeeld heel wat kleinere
zaken op via bemiddeling en maatregelen, waarbij de dader niet voor de
rechter komt als hij het slachtoffer vergoedt of andere maatregelen naleeft,
zoals een behandeling voor een drugsverslaving volgen. Zo’n procedures kunnen
ook de stigmatiserende gevolgen van een openbare terechtzitting vermijden. Ook
in grotere zaken kan een buitengerechtelijke oplossing van een geschil soms
waarde hebben. Volgens de Hoge Raad voor de Justitie is de verruimde minnelijke
schikking een nuttig instrument als het correct gebruikt wordt (https://hrj.be/nl/publicaties/2024/verruimde-minnelijke-schikking-in-strafzaken).
Het weghalen van zaken bij de rechtbanken wordt echter niet
vaak niet vanuit kwaliteitsoverwegingen, maar wel vanuit
efficiëntie-overwegingen verantwoord. In verkeerszaken worden minnelijke
schikkingen heel veel gebruikt. Ze worden vaak ook zonder tussenkomst van een
rechter geïnd. In een persbericht van enkele jaren terug werd erop gewezen dat
de inningsgraad van geldboetes in verkeerszaken gestegen was tot 87%. Dat zijn
indrukwekkende cijfers. Het is uiteraard essentieel dat dat strafrechtelijke
boetes ook effectief geïnd worden. Maar zulke argumenten negeren dat de taak
van de rechter niet alleen het opleggen van boetes is, maar vooral het bieden
van rechtsbescherming.
Overbelaste rechtbanken zijn bovendien geen natuurwet, maar
het gevolg van beleidskeuzes. Die keuzes bevinden zich op drie niveaus. De mate
waarin rechtbanken overbelast zijn en procedures ellenlang duren is ten eerste
geen objectieve vaststelling, maar een tijdsgebonden en subjectief gegeven. Ten
tweede is de mate waarin rechtbanken overbelast zijn, het gevolg van politieke
keuzes over budget en investeringen in justitie. Het is geen verrassing dat
rechtbanken die werken met personeelskaders uit de jaren 50 in 2025 structureel
overbelast zijn. Ten derde wordt in de wetenschappelijke literatuur gewezen op
een tendens om steeds meer gedragingen met een sanctie te beteugelen. Ook de
instroom bij de rechtbanken is dus het gevolg van beleidskeuzes.
Toegang tot een rechter is geen overbodige luxe
De verantwoordelijkheid om naar de rechter te stappen komt
bovendien steeds vaker bij de burger zelf terecht. Maar daar gelden allerlei
praktische en financiële bezwaren. Veel mensen missen de ‘doenkracht’ of de
kennis om hun rechten te doen gelden. Beroepsprocedures zijn zwaar en duur, en
daarom veel mensen gewoonweg niet haalbaar. Als je een sanctie aanvecht maar
ongelijk krijgt, krijg je vaak ook heel wat extra kosten aan je been. Of je
riskeert om zwaarder gestraft te worden.
Het recht om je geschil met de overheid te laten beoordelen
door een onafhankelijke rechter, is nochtans een fundamenteel recht, dat door
Europese en internationale verdragen gegarandeerd wordt. Dat geldt zeker als je
een strafrechtelijke sanctie riskeert. Je hebt dan een aantal waarborgen, zoals
het vermoeden van onschuld of het recht om tegenspraak te voeren over de
bewijselementen. Strafrechters zijn onafhankelijk, en niemand mag hen
instructies geven over hoe ze in een bepaald dossier de wet moeten toepassen.
Als de uitvoerende macht zelf sancties oplegt, zijn die garanties heel wat
minder sterk.
Een procedure bij de rechter geeft ook menselijke kant aan
een sanctie die de overheid oplegt. Enerzijds omdat je als beschuldigde tijdens
een zitting de persoon die je sanctioneert kan zien en spreken, anderzijds
omdat rechters rekening kunnen houden met alle persoonlijke omstandigheden van
een beklaagde. Die procedurele en menselijke rechtvaardigheid zorgt ervoor dat
sancties beter aanvaard zullen worden.
Ook voor de maatschappij is het recht op toegang tot een
rechter tot slot belangrijk. Omdat rechtspraak openbaar is, kan iedereen in de
zittingszaal langsgaan, zien hoe de zitting verloopt en horen wat de rechter
uiteindelijk beslist. Dat draagt bij tot het vertrouwen dat burgers in de
beslissingen van rechters hebben. Als een zaak buiten de rechtbank wordt
afgehandeld, is die openbaarheid niet gegarandeerd.
Hoog tijd dus om rechtbanken niet langer te zien als
hinderpalen voor een efficiënt repressief beleid, maar als waardevolle
instituties die een essentiële taak vervullen: rechtsbescherming bieden aan de
burger. Dat vereist investeringen, zodat de chronisch overbelaste rechter niet
langer ontlast hoeft te worden.