Waarom rechters hun onafhankelijkheid moeten bewaken
Onafhankelijkheid is niet alleen een grondwettelijke waarborg, maar ook een deontologische kernwaarde voor rechters. Rechters moeten “de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht eerbiedigen en bijdragen tot het behoud van zowel de individuele als de institutionele aspecten ervan” (Hoge Raad voor de Justitie, Algemene Principes van de Deontologie).
Rechters moeten ook belang hechten aan hun intellectuele
onafhankelijkheid en getuigen van wat de Nederlandse oud-rechter Geert Corstens
‘rechterlijke frisheid' noemt: rechters moeten zichzelf en hun opvattingen
voortdurend in vraag blijven stellen. Daarnaast moeten ze blijk geven van
‘rechterlijke moed’: de durf om rechtvaardige beslissingen te nemen en de wet
toe te passen, ook al maken ze zich daarmee niet populair.
Dat rechters onafhankelijk moeten oordelen, betekent ook dat
ze hun onpartijdigheid strikt in de gaten moeten houden. Volgens het Hof van
Justitie moeten rechters ‘gelijke afstand houden tot de partijen en hun
belangen in het proces’. Rechters mogen enkel op grond van het dossier en het
recht beslissen. Ze moeten ook elke gerechtvaardigde schijn van partijdigheid
vermijden. Als rechters niet onpartijdig kunnen oordelen, moeten ze zich laten
vervangen. Er bestaat een specifieke procedure als rechters dat niet doen:
partijen kunnen een wrakingsverzoek indienen.
De onafhankelijkheid van de rechter speelt ook een rol in de
verhouding tot zijn collega’s. De gerechtelijke instellingen moeten de
onafhankelijkheid van hun rechters net zozeer respecteren als de politieke
instellingen dat moeten doen. De wet bepaalt daarom uitdrukkelijk dat het
College van Hoven en Rechtbanken en de directiecomités zich niet mogen mengen
in de dossiers die rechters behandelen. Ook de voorzitter van een rechtbank mag
zijn bevoegdheden niet gebruiken om toezicht uit te oefenen op de inhoud van
rechterlijke beslissingen. Hij mag dus bijvoorbeeld het takenpakket van een
rechter niet wijzigen enkel en alleen omdat hij het met de beslissingen van die
rechter niet eens is.
Ook rechters onderling moeten elkaars onafhankelijkheid
respecteren. In een moderne justitie is het onvermijdelijk dat er overleg en
samenwerking is, en daar is ook helemaal niets mis mee. Maar druk op rechters
om zich te conformeren aan bepaalde professionele praktijken kan wel
problematisch zijn. Dat geldt ook in de verhouding tussen rechters in de eerste
aanleg en hun collega’s in hoger beroep. Hoewel rechters vaak geneigd zullen
zijn om de rechtspraak van hogere rechters te volgen, is die op zich niet bindend.
Bij de evaluatie van rechters speelt het daarom traditioneel geen rol hoe vaak
hun beslissingen in hoger beroep teruggedraaid worden.
Tot slot: rechters hoeven niet stil te blijven zitten als
hun onafhankelijkheid in het gedrang komt. Rechters moeten het melden als
iemand probeert om een van hun beslissingen te beïnvloeden. En als de
onafhankelijkheid van de rechtspraak structureel in gevaar komt, hebben
rechters het recht en (misschien zelfs de plicht) om zich daarover uit te
spreken. In 2022 verwoordde de
Consultative Council of European Judges het zo:
“(…)
each judge is responsible for promoting and protecting judicial independence,
which functions not only as a constitutional safeguard for the judge but also
imposes on judges an ethical and/or legal duty to preserve it and speak out in
defence of the rule of law and judicial independence when those fundamental
values come under threat”