Printvriendelijk afdrukken

donderdag 25 september 2025

Het vermoeden van onschuld en de besluitvorming in een correctionele kamer met drie rechters

 Podcast

Vermoeden van onschuld – veroordeling of vrijspraak door een kamer met drie rechters.

Het vermoeden van onschuld is een fundamenteel rechtsbeginsel in het Belgisch strafrecht dat stelt dat eenieder die van een misdrijf wordt beschuldigd, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn of haar schuld wettelijk is bewezen. Dit principe vormt een essentiële waarborg voor een eerlijk proces en beschermt de rechten van de verdachte.


Kernprincipes van het vermoeden van onschuld

De essentie van het vermoeden van onschuld kan worden samengevat in de volgende punten:

  • De bewijslast ligt bij de aanklager: Het is de taak van de vervolgende partij, doorgaans het Openbaar Ministerie, om de schuld van de verdachte onomstotelijk te bewijzen. De verdachte hoeft zijn of haar onschuld niet aan te tonen.
  • Twijfel speelt in het voordeel van de verdachte: Als er na het onderzoek van de zaak redelijke twijfel blijft bestaan over de schuld van de verdachte, moet de rechter die persoon vrijspreken.
  • Geldig tot een definitieve veroordeling: Het vermoeden van onschuld geldt gedurende de hele strafprocedure en eindigt pas wanneer een veroordeling definitief is en er geen beroep meer mogelijk is. Iemand die in eerste aanleg veroordeeld wordt maar in beroep gaat, geniet dus nog steeds van dit vermoeden.

Wettelijke basis

Het vermoeden van onschuld is verankerd in verschillende belangrijke nationale en internationale wetteksten:

  • Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM): Artikel 6, lid 2, stelt expliciet: "Eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan."
  • Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie: Artikel 48 garandeert hetzelfde recht.
  • Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR): Artikel 14, lid 2, bevat een gelijkaardige bepaling.
  • Belgisch recht: Het wordt in België beschouwd als een algemeen rechtsbeginsel, dat rechtstreeks voortvloeit uit het recht van verdediging.

 

Veroordeling of vrijspraak in een kamer met drie rechters.

 

In een kamer met drie rechters is voor een vrijspraak een meerderheid van stemmen nodig, dus de stem van twee van de drie rechters is vereist. Hetzelfde geldt voor een veroordeling.

De besluitvorming in een collegiale rechtbank, zoals een kamer met drie rechters, is gebaseerd op het principe van de meerderheid van stemmen. Dit betekent:

  • Voor een veroordeling: Minstens twee van de drie rechters moeten overtuigd zijn van de schuld van de beklaagde, en wel buiten elke redelijke twijfel.
  • Voor een vrijspraak: Als twee of drie rechters oordelen dat de schuld niet wettig en overtuigend bewezen is, wordt de beklaagde vrijgesproken. Dit gebeurt wanneer de rechters twijfelen aan de schuld (het "in dubio pro reo"-beginsel).

Concreet betekent een stemverhouding van 2 tegen 1 dus dat de meerderheid de beslissing bepaalt. Als twee rechters voor een veroordeling stemmen en één voor vrijspraak, zal de beklaagde veroordeeld worden. Als twee rechters voor vrijspraak stemmen, wordt de beklaagde vrijgesproken.

Het Belgisch recht kent wel specifieke stemregels voor bepaalde situaties, wat aantoont dat de wetgever extra waarborgen inbouwt. Zo is voor het verzwaren van een straf in hoger beroep eenparigheid van stemmen (unanimiteit) van de rechters vereist.

Voor de beslissing over schuld of onschuld geldt echter de algemene regel van de meerderheid van stemmen.