Deze zaak, "Semenya tegen Zwitserland", betreft de
geldigheid en proportionaliteit van de voorschriften van World Athletics
(voorheen IAAF) die atleten met verschillen in geslachtsontwikkeling (DDS)
verplichten hun natuurlijke testosteronniveaus te verlagen om in de
vrouwencategorie te kunnen deelnemen aan internationale wedstrijden, en de
adequaatheid van de rechterlijke toetsing van deze voorschriften door de
Zwitserse autoriteiten.
- Waarover
ging deze zaak?
- De
verzoekster, Mevrouw Mokgadi Caster Semenya, een Zuid-Afrikaanse
atlete van internationaal niveau, gespecialiseerd in
middellangeafstandslopen, moest haar natuurlijke testosteronniveaus
verlagen om te kunnen deelnemen aan internationale competities in de
vrouwencategorie, conform het "reglement inzake de kwalificatie in
de vrouwencategorie (voor atleten met verschillen in
geslachtsontwikkeling)" (DDS-reglement) van World Athletics.
- Zij
voerde aan dat dit reglement haar verplichtte hormonale behandelingen te
ondergaan met nog onbekende ernstige bijwerkingen, en dat het een
schending vormde van haar rechten.
- Haar
beroepen tegen dit reglement werden afgewezen door het Hof van Arbitrage
voor Sport (TAS), dat in Zwitserland zetelt, en vervolgens door het
Zwitserse Federale Hof. De band met Zwitserland lag in het feit dat het
TAS in Lausanne gevestigd is en het Zwitserse Federale Hof het beroep
tegen de TAS-uitspraak heeft behandeld.
- Welke
was de klacht?
- Mevrouw
Semenya beweerde een schending van verschillende artikelen van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM):
- Artikel
6 § 1 EVRM (Recht op een eerlijk proces): Zij betoogde dat de
controle van de TAS-uitspraak door het Zwitserse Federale Hof buitensporig
beperkt was, waardoor haar recht op toegang tot een rechter en een
effectief rechtsmiddel werd geschonden. Zij stelde dat het verplichte
karakter van de arbitrage voor het TAS en de beperkte toetsing door het
Federale Hof, die directe verwijzing naar het EVRM niet toeliet, haar
rechten schonden.
- Artikel
8 EVRM (Recht op eerbiediging van privéleven): Zij voerde aan dat
het DDS-reglement haar fysieke en psychologische integriteit en
identiteit aantastte, evenals haar recht op zelfbeschikking en het recht
om haar beroep uit te oefenen.
- Artikel
14 EVRM (Verbod op discriminatie), in combinatie met artikel 8: Zij
betoogde dat het reglement discriminerend was op basis van geslacht,
interseksualiteit, fysieke of biologische kenmerken, genderidentiteit,
en indirect op basis van ras, etniciteit of huidskleur, met name voor
vrouwelijke atleten uit het Mondiale Zuiden.
- Artikel
13 EVRM (Recht op een effectief rechtsmiddel), in combinatie met artikel
8 en 14: Zij stelde dat de Zwitserse rechtsorde geen effectief
rechtsmiddel bood om haar grieven met betrekking tot de schending van
substantiële rechten onder het EVRM aan te vechten.
- Artikel
3 EVRM (Verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling):
Dit grief werd eerder door de Kamer als kennelijk ongegrond afgewezen.
- Welke
principes heeft het Hof toegepast?
- Jurisdictie
(Artikel 1 EVRM):
- Het
Hof herhaalde dat de jurisdictie van een staat in de eerste plaats territoriaal
is.
- Er
zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer een staat effectieve
controle uitoefent over een gebied buiten zijn grondgebied, of wanneer
een overheidsagent controle uitoefent over een individu buiten de
staatsgrenzen.
- Voor
procedurele grieven, zoals die onder artikel 6 § 1, kan
jurisdictie worden vastgesteld als een individu een civiele procedure
start voor de rechtbanken van een verdragsstaat, zelfs als de feiten
buiten dat grondgebied plaatsvonden, op voorwaarde dat het nationale
recht een dergelijke procedure toestaat en de betwiste rechten civiel
van aard zijn. Het Hof paste dit principe toe op de klacht onder artikel
6 § 1 met betrekking tot de toetsing door het Zwitserse Federale Hof.
- Het
Hof verwierp de uitbreiding van dit principe naar substantiële
grieven onder de artikelen 8, 13 en 14, omdat deze niet uitsluitend
procedureel van aard zijn en er geen uitzonderlijke omstandigheden waren
die een extraterritoriale jurisdictie rechtvaardigden.
- Toepasselijkheid
van Artikel 6 § 1 (civiele rechten):
- De
betwisting moest betrekking hebben op een "recht" dat, althans
verdedigbaar, in het nationale recht wordt erkend, van
"civiel" karakter is, en waarvan de uitkomst van de procedure
rechtstreeks bepalend is voor dat recht.
- Het
Hof bevestigde dat artikel 6 § 1 van toepassing was, omdat de zaak van
mevrouw Semenya betrekking had op haar rechten inzake identiteit,
intimiteit, fysieke en psychische integriteit, waardigheid en het recht
op beroepsuitoefening, die in het Zwitserse recht als
"persoonlijkheidsrechten" worden erkend en dus van
"civiel" karakter zijn.
- Toetsing
van eerlijk proces (Artikel 6 § 1):
- Het
Hof erkende dat sportarbitrage in internationale geschillen vaak verplicht
is voor atleten, en dat er een structurele onbalans bestaat
tussen atleten en sportfederaties.
- Wanneer
het TAS een verplichte en exclusieve bevoegdheid wordt opgelegd aan een
atleet, en de betwisting betrekking heeft op "civiele rechten"
die overeenkomen met fundamentele rechten in het nationale recht,
vereist het recht op een eerlijk proces een bijzonder strenge
toetsing van de zaak door het Zwitserse Federale Hof. Dit geldt in
het bijzonder wanneer intimiteit, lichamelijke integriteit en
waardigheid op het spel staan.
- Het
Hof stelde vast dat het Zwitserse Federale Hof's controle beperkt was
tot de verenigbaarheid met de "materiële openbare orde" (ordre
public matériel), een zeer restrictief concept dat zelden leidt
tot de annulering van een arbitrale uitspraak.
- Het
Hof merkte op dat hoewel het TAS bedenkingen had geuit over de
praktische uitvoerbaarheid van het DDS-reglement (zoals de
handhaafbaarheid van testosteronniveaus en de arbitraire keuze van
disciplines), het Zwitserse Federale Hof deze onvoldoende streng
heeft getoetst door vast te houden aan zijn restrictieve
interpretatie van de "openbare orde". Het Federale Hof had
zich gericht op het theoretische doel van de regels in plaats van
de concrete gevolgen voor de fundamentele rechten van de atlete.
- Wat
werd uiteindelijk beslist?
- Het
Hof wees unaniem het verzoek af van de verzoekster om de klacht
met betrekking tot Artikel 3 EVRM opnieuw te bekijken.
- Het
Hof accepteerde, met dertien stemmen tegen vier, het voorlopige
bezwaar van de regering en verklaarde de klachten met betrekking tot Artikel
8 (afzonderlijk of in combinatie met Artikel 14) en Artikel 13 (in
combinatie met deze bepalingen) als niet-ontvankelijk (onverenigbaar
ratione personae en ratione loci).
- Het
Hof verklaarde unaniem de klacht met betrekking tot Artikel 6 § 1 EVRM
ontvankelijk.
- Het
Hof oordeelde, met vijftien stemmen tegen twee, dat er een schending
was van Artikel 6 § 1 EVRM. Dit was te wijten aan het feit dat de
rechterlijke toetsing door het Zwitserse Federale Hof, gezien de
verplichte arbitrage en de betrokken fundamentele rechten, niet voldeed
aan de eis van een "bijzonder strenge toetsing".
- Er
werden geen schadevergoedingen geëist of toegekend voor de
materiële of immateriële schade.
- Het
Hof kende mevrouw Semenya 80.000 EUR toe voor kosten en uitgaven.
- Het
Hof wees de rest van het verzoek om billijke genoegdoening af.