Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in jurisprudentie en leidraden herhaaldelijk bevestigd dat gevangenen het recht op correspondentie behouden op grond van artikel 8 EVRM (“recht op respect voor privéleven, familie en correspondentie”). Dit recht mag alleen worden beperkt indien die beperking bij wet is voorzien, een legitiem doel dient (zoals orde of veiligheid), en proportioneel is
1. Welke algemene principes gelden er voor de controle op de
correspondentie van gedetineerden?
Hoewel enige mate van controle over de correspondentie van
gedetineerden acceptabel is en niet inherent onverenigbaar is met de Conventie
(Artikel 8), moet deze controle de legitieme doelen die worden nagestreefd niet
overschrijden. De controle moet de gedetineerde passende bescherming bieden
tegen willekeurige inmenging door nationale autoriteiten. Algemene,
systematische controle van alle correspondentie van gedetineerden zonder
duidelijke regels of opgave van redenen zou in strijd zijn met de Conventie. Het
is belangrijk te erkennen dat correspondentie voor veel gedetineerden de enige
verbinding met de buitenwereld is.
2. Welke handelingen worden beschouwd als
"inmenging" in het recht op correspondentie van gedetineerden?
Inmenging omvat een breed scala aan acties, waaronder het
onderscheppen, niet versturen, beperken, vernietigen of openen van brieven. Het
vertragen van de postbezorging, het weigeren om e-mails door te sturen, en het
scannen en uploaden van privécorrespondentie naar een server, zelfs als deze
niet direct wordt ingezien, vallen hieronder. Ook het verwijderen van passages,
het beperken van het aantal pakketten, het opnemen en opslaan van
telefoongesprekken of gesprekken tijdens bezoeken, en disciplinaire maatregelen
zoals een volledig verbod op post vallen onder "inmenging". Daarnaast
worden beperkingen op het gebruik van de moedertaal tijdens telefoongesprekken
en het weigeren van boeken of socio-politieke tijdschriften ook als inmenging
beschouwd.
3. Wat zijn de vereisten voor de "rechtmatigheid"
van inmenging in de correspondentie van gedetineerden?
Elke inmenging moet "in overeenstemming met de
wet" zijn, zoals uiteengezet in Artikel 8 § 2. Dit betekent niet alleen
dat er een wettelijke basis moet zijn in het nationale recht, maar ook dat de
wet van voldoende kwaliteit moet zijn: helder, voorzienbaar in haar effecten,
en toegankelijk voor de betrokkene. De wet moet duidelijk aangeven onder welke
omstandigheden en voorwaarden de autoriteiten dergelijke maatregelen mogen
treffen. Wetgeving is onverenigbaar met de Conventie als ze de duur of de
redenen voor controle niet reguleert, of als ze de autoriteiten te veel
discretionaire ruimte laat. Voorbeelden van niet-rechtmatige inmenging zijn
censuur in strijd met voorschriften, onvoldoende uitgebreide wetgeving, de
afwezigheid van autoriserende bepalingen, of op basis van niet-gepubliceerde
instructies.
4. Wanneer kan inmenging in de correspondentie van
gedetineerden "noodzakelijk in een democratische samenleving" zijn?
Inmenging moet noodzakelijk zijn in een democratische
samenleving en worden beoordeeld aan de hand van de gewone en redelijke
vereisten van opsluiting. Het "voorkomen van wanorde of misdaad" kan
een uitgebreidere inmenging rechtvaardigen dan voor een persoon in vrijheid. De
maatregel moet proportioneel zijn, waarbij de omvang van de controle en de
aanwezigheid van adequate waarborgen tegen misbruik fundamentele criteria zijn.
Hoewel systematische monitoring van alle correspondentie zonder onderscheid
over het algemeen onaanvaardbaar is, kan monitoring legitiem zijn voor het
handhaven van de orde in gevangenissen of ter voorkoming van misdaad,
bijvoorbeeld bij correspondentie met gevaarlijke individuen.
5. Gelden er speciale regels voor correspondentie tussen
gedetineerden en hun advocaat?
Ja, correspondentie tussen gedetineerden en hun advocaat is
"geprivilegieerd" onder Artikel 8 en de vertrouwelijkheid tussen
advocaat en cliënt is van fundamenteel belang. Systematische monitoring van
dergelijke correspondentie strookt niet met dit principe. De
gevangenisautoriteiten mogen een brief van een advocaat wel openen als er
redelijke grond is om aan te nemen dat deze een illegale bijlage bevat, maar de
brief mag dan niet worden gelezen en moet, indien mogelijk, in aanwezigheid van
de gedetineerde worden geopend. Het lezen van dergelijke post is alleen
toegestaan in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer er redelijke gronden zijn
om aan te nemen dat het privilege wordt misbruikt, zoals wanneer de inhoud de
gevangenisveiligheid of de veiligheid van anderen in gevaar brengt, of van
criminele aard is. Adequate waarborgen tegen misbruik zijn hierbij essentieel.
6. Hoe zit het met de correspondentie tussen gedetineerden
en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)?
Correspondentie tussen gedetineerden en het EHRM valt onder
de reikwijdte van Artikel 8. Het openen of hinderen van dergelijke
correspondentie door autoriteiten is in principe een schending, tenzij het
"in overeenstemming met de wet" is, een legitiem doel nastreeft en
"noodzakelijk in een democratische samenleving" is. Bovendien kan het
hinderen van correspondentie met het Hof ook een schending opleveren van
Artikel 34 van de Conventie, dat het recht op individueel beklag beschermt. Dit
omvat onder meer het onderscheppen van brieven, het beperken van contacten met
vertegenwoordigers, het bestraffen van een gedetineerde voor het schrijven naar
het Hof, en het weigeren of vertragen van de verstrekking van documenten die
nodig zijn voor een aanvraag. Autoriteiten hebben de plicht om gedetineerden,
gezien hun kwetsbare positie, de nodige faciliteiten en documenten te
verstrekken om effectief met het Hof te communiceren.
7. In hoeverre mogen gedetineerden communiceren met
journalisten en andere externe partijen?
Gedetineerden hebben in principe het recht op vrijheid van
meningsuiting en mogen materiaal ter publicatie versturen. Echter, de inhoud
van het materiaal is een belangrijke overweging. Een verbod op het versturen
van brieven aan journalisten kan gerechtvaardigd zijn als deze lasterlijke
beweringen bevatten tegen getuigen of aanklagende autoriteiten, vooral tijdens
lopende strafprocedures. De bescherming van de rechten van gevangenispersoneel
kan ook in overweging worden genomen. De controle op correspondentie met
autoriteiten en non-gouvernementele organisaties moet echter niet algemeen of
routinematig zijn; een ongedifferentieerde, routinematige controle van alle
correspondentie, inclusief die met overheidsinstanties en NGO's, kan een
schending van Artikel 8 vormen.
8. Welke speciale overwegingen gelden er voor
telefoongesprekken en contact met familieleden?
Artikel 8 van de Conventie garandeert gedetineerden niet
automatisch het recht op telefoongesprekken, vooral als er adequate
alternatieve communicatiemiddelen, zoals brieven, beschikbaar zijn. Indien
telefoongesprekken echter volgens het nationale recht zijn toegestaan, vallen
beperkingen hierop wel onder inmenging in het recht op correspondentie.
Dergelijke beperkingen moeten legitiem en proportioneel zijn, rekening houdend
met de beperkte beschikbaarheid van telefoons en de behoefte aan preventie van wanorde
en misdaad. Het is essentieel dat autoriteiten gedetineerden helpen contact te
onderhouden met hun naaste familieleden. Inmenging in correspondentie met
familieleden kan gerechtvaardigd zijn ter voorkoming van misdaad of ter
verzekering van een correcte procesvoering, vooral bij gevaarlijke individuen.
Het onderscheppen van brieven mag echter niet enkel gebeuren op basis van
kritiek of ongepast taalgebruik over gevangenispersoneel, tenzij er sprake is
van een dreiging met geweld. Beperkingen op taalgebruik tijdens
telefoongesprekken of in brieven die de communicatie hinderen, zonder
overtuigende reden of redelijk alternatief, zijn over het algemeen niet
toegestaan.