Printvriendelijk afdrukken

zondag 27 juli 2025

Europa en het recht op correspondentie van gevangenen

 

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in jurisprudentie en leidraden herhaaldelijk bevestigd dat gevangenen het recht op correspondentie behouden op grond van artikel 8 EVRM (“recht op respect voor privéleven, familie en correspondentie”). Dit recht mag alleen worden beperkt indien die beperking bij wet is voorzien, een legitiem doel dient (zoals orde of veiligheid), en proportioneel is

1. Welke algemene principes gelden er voor de controle op de correspondentie van gedetineerden?

Hoewel enige mate van controle over de correspondentie van gedetineerden acceptabel is en niet inherent onverenigbaar is met de Conventie (Artikel 8), moet deze controle de legitieme doelen die worden nagestreefd niet overschrijden. De controle moet de gedetineerde passende bescherming bieden tegen willekeurige inmenging door nationale autoriteiten. Algemene, systematische controle van alle correspondentie van gedetineerden zonder duidelijke regels of opgave van redenen zou in strijd zijn met de Conventie. Het is belangrijk te erkennen dat correspondentie voor veel gedetineerden de enige verbinding met de buitenwereld is.

2. Welke handelingen worden beschouwd als "inmenging" in het recht op correspondentie van gedetineerden?

Inmenging omvat een breed scala aan acties, waaronder het onderscheppen, niet versturen, beperken, vernietigen of openen van brieven. Het vertragen van de postbezorging, het weigeren om e-mails door te sturen, en het scannen en uploaden van privécorrespondentie naar een server, zelfs als deze niet direct wordt ingezien, vallen hieronder. Ook het verwijderen van passages, het beperken van het aantal pakketten, het opnemen en opslaan van telefoongesprekken of gesprekken tijdens bezoeken, en disciplinaire maatregelen zoals een volledig verbod op post vallen onder "inmenging". Daarnaast worden beperkingen op het gebruik van de moedertaal tijdens telefoongesprekken en het weigeren van boeken of socio-politieke tijdschriften ook als inmenging beschouwd.

3. Wat zijn de vereisten voor de "rechtmatigheid" van inmenging in de correspondentie van gedetineerden?

Elke inmenging moet "in overeenstemming met de wet" zijn, zoals uiteengezet in Artikel 8 § 2. Dit betekent niet alleen dat er een wettelijke basis moet zijn in het nationale recht, maar ook dat de wet van voldoende kwaliteit moet zijn: helder, voorzienbaar in haar effecten, en toegankelijk voor de betrokkene. De wet moet duidelijk aangeven onder welke omstandigheden en voorwaarden de autoriteiten dergelijke maatregelen mogen treffen. Wetgeving is onverenigbaar met de Conventie als ze de duur of de redenen voor controle niet reguleert, of als ze de autoriteiten te veel discretionaire ruimte laat. Voorbeelden van niet-rechtmatige inmenging zijn censuur in strijd met voorschriften, onvoldoende uitgebreide wetgeving, de afwezigheid van autoriserende bepalingen, of op basis van niet-gepubliceerde instructies.

4. Wanneer kan inmenging in de correspondentie van gedetineerden "noodzakelijk in een democratische samenleving" zijn?

Inmenging moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving en worden beoordeeld aan de hand van de gewone en redelijke vereisten van opsluiting. Het "voorkomen van wanorde of misdaad" kan een uitgebreidere inmenging rechtvaardigen dan voor een persoon in vrijheid. De maatregel moet proportioneel zijn, waarbij de omvang van de controle en de aanwezigheid van adequate waarborgen tegen misbruik fundamentele criteria zijn. Hoewel systematische monitoring van alle correspondentie zonder onderscheid over het algemeen onaanvaardbaar is, kan monitoring legitiem zijn voor het handhaven van de orde in gevangenissen of ter voorkoming van misdaad, bijvoorbeeld bij correspondentie met gevaarlijke individuen.

5. Gelden er speciale regels voor correspondentie tussen gedetineerden en hun advocaat?

Ja, correspondentie tussen gedetineerden en hun advocaat is "geprivilegieerd" onder Artikel 8 en de vertrouwelijkheid tussen advocaat en cliënt is van fundamenteel belang. Systematische monitoring van dergelijke correspondentie strookt niet met dit principe. De gevangenisautoriteiten mogen een brief van een advocaat wel openen als er redelijke grond is om aan te nemen dat deze een illegale bijlage bevat, maar de brief mag dan niet worden gelezen en moet, indien mogelijk, in aanwezigheid van de gedetineerde worden geopend. Het lezen van dergelijke post is alleen toegestaan in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat het privilege wordt misbruikt, zoals wanneer de inhoud de gevangenisveiligheid of de veiligheid van anderen in gevaar brengt, of van criminele aard is. Adequate waarborgen tegen misbruik zijn hierbij essentieel.

6. Hoe zit het met de correspondentie tussen gedetineerden en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)?

Correspondentie tussen gedetineerden en het EHRM valt onder de reikwijdte van Artikel 8. Het openen of hinderen van dergelijke correspondentie door autoriteiten is in principe een schending, tenzij het "in overeenstemming met de wet" is, een legitiem doel nastreeft en "noodzakelijk in een democratische samenleving" is. Bovendien kan het hinderen van correspondentie met het Hof ook een schending opleveren van Artikel 34 van de Conventie, dat het recht op individueel beklag beschermt. Dit omvat onder meer het onderscheppen van brieven, het beperken van contacten met vertegenwoordigers, het bestraffen van een gedetineerde voor het schrijven naar het Hof, en het weigeren of vertragen van de verstrekking van documenten die nodig zijn voor een aanvraag. Autoriteiten hebben de plicht om gedetineerden, gezien hun kwetsbare positie, de nodige faciliteiten en documenten te verstrekken om effectief met het Hof te communiceren.

7. In hoeverre mogen gedetineerden communiceren met journalisten en andere externe partijen?

Gedetineerden hebben in principe het recht op vrijheid van meningsuiting en mogen materiaal ter publicatie versturen. Echter, de inhoud van het materiaal is een belangrijke overweging. Een verbod op het versturen van brieven aan journalisten kan gerechtvaardigd zijn als deze lasterlijke beweringen bevatten tegen getuigen of aanklagende autoriteiten, vooral tijdens lopende strafprocedures. De bescherming van de rechten van gevangenispersoneel kan ook in overweging worden genomen. De controle op correspondentie met autoriteiten en non-gouvernementele organisaties moet echter niet algemeen of routinematig zijn; een ongedifferentieerde, routinematige controle van alle correspondentie, inclusief die met overheidsinstanties en NGO's, kan een schending van Artikel 8 vormen.

8. Welke speciale overwegingen gelden er voor telefoongesprekken en contact met familieleden?

Artikel 8 van de Conventie garandeert gedetineerden niet automatisch het recht op telefoongesprekken, vooral als er adequate alternatieve communicatiemiddelen, zoals brieven, beschikbaar zijn. Indien telefoongesprekken echter volgens het nationale recht zijn toegestaan, vallen beperkingen hierop wel onder inmenging in het recht op correspondentie. Dergelijke beperkingen moeten legitiem en proportioneel zijn, rekening houdend met de beperkte beschikbaarheid van telefoons en de behoefte aan preventie van wanorde en misdaad. Het is essentieel dat autoriteiten gedetineerden helpen contact te onderhouden met hun naaste familieleden. Inmenging in correspondentie met familieleden kan gerechtvaardigd zijn ter voorkoming van misdaad of ter verzekering van een correcte procesvoering, vooral bij gevaarlijke individuen. Het onderscheppen van brieven mag echter niet enkel gebeuren op basis van kritiek of ongepast taalgebruik over gevangenispersoneel, tenzij er sprake is van een dreiging met geweld. Beperkingen op taalgebruik tijdens telefoongesprekken of in brieven die de communicatie hinderen, zonder overtuigende reden of redelijk alternatief, zijn over het algemeen niet toegestaan.

 Meer rechtspraak vind je hier