Het document betreft een uitspraak van het Arbeidshof van Brussel (13 maart 2025) over de rechten van een Palestijnse vluchteling die in België internationale bescherming heeft aangevraagd, ondanks dat hij al erkend vluchteling is in Griekenland. De zaak draait om de vraag of België verplicht is om opvang en materiële hulp te bieden aan deze persoon, ondanks zijn vluchtelingenstatus in een ander EU-land.
Waarover gaat het?
De zaak betreft een Palestijnse man die in Griekenland de vluchtelingenstatus heeft gekregen, maar naar België is gekomen en daar op 9 december 2024 een nieuwe aanvraag voor internationale bescherming heeft ingediend. Hij kreeg geen opvang van Fedasil (de Belgische instantie voor opvang van asielzoekers), omdat hij al bescherming genoot in Griekenland. Fedasil beperkte zijn recht op hulp tot medische begeleiding, met het argument dat hij in Griekenland toegang heeft tot sociale rechten.
De man voerde aan dat hij in België recht heeft op opvang volgens de Belgische wet op de opvang van asielzoekers (wet van 12 januari 2007) en dat zijn situatie in Griekenland hem in een toestand van extreme armoede bracht. Hij vroeg het Arbeidshof om Fedasil en de Belgische staat te verplichten hem opvang te bieden.
Wat heeft het hof beslist?
Het Arbeidshof heeft de man in het gelijk gesteld en geoordeeld dat:
-
Recht op opvang: De man heeft recht op opvang in België, ondanks zijn vluchtelingenstatus in Griekenland. Het hof oordeelde dat de Belgische wet en de Europese richtlijn over opvang (Richtlijn 2013/33/EU) hem een minimum aan opvang garanderen, inclusief onderdak, voedsel en medische begeleiding. Het hof benadrukte dat de Belgische autoriteiten niet voldoende hebben aangetoond dat de man in Griekenland effectief toegang had tot zijn rechten als vluchteling.
-
Onvoldoende motivatie van Fedasil: De beslissing van Fedasil om de opvang te beperken was onvoldoende gemotiveerd en hield geen rekening met de persoonlijke situatie van de man, zoals zijn kwetsbaarheid als Palestijnse vluchteling.
-
Geen overmacht voor België: Het argument van de Belgische staat dat de opvangcapaciteit overbelast is, werd verworpen. Het hof stelde dat België verplicht is om opvang te bieden, zelfs in geval van capaciteitsproblemen, en dat andere oplossingen (zoals financiële hulp of samenwerking met OCMW's) mogelijk zijn.
-
Opdracht aan Fedasil en de Belgische staat: Het hof heeft Fedasil en de Belgische staat veroordeeld om de man onmiddellijk opvang te bieden in een centrum of noodopvang, op straffe van een dwangsom van 100 euro per dag, met een maximum van 20.000 euro.
-
Kosten en juridische bijstand: De Belgische staat en Fedasil werden veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten en het verstrekken van juridische bijstand aan de man.
Conclusie
Het hof heeft geoordeeld dat België, ondanks de vluchtelingenstatus van de man in Griekenland, verplicht is om hem opvang te bieden zolang zijn asielaanvraag in België wordt behandeld. Het hof benadrukte het belang van een menswaardig bestaan en wees erop dat de Belgische autoriteiten hun verplichtingen niet kunnen ontlopen door te verwijzen naar capaciteitsproblemen of het principe van wederzijds vertrouwen tussen EU-lidstaten.