Printvriendelijk afdrukken

donderdag 21 augustus 2025

Schriftelijke vragen en antwoorden Justitie - 2 juni 2025 - samenvatting met AI

 Bron


  • Pedofilie.

    • Vraag: Mevrouw Barbara Pas informeerde naar actuele cijfers over geregistreerde pedofielen (aantal, man-vrouwverhouding, per jaar sinds 2020, per gewest), veroordeelde pedofielen in de gevangenis en zij die thuis een enkelband dragen.
    • Antwoord: Het antwoord op deze vraag was te omvangrijk om in het Bulletin te worden opgenomen en is rechtstreeks naar het parlementslid gestuurd. Het kan op verzoek worden opgevraagd bij de griffie van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

donderdag 14 augustus 2025

Aanvullende servicevoorwaarden van Meta vanaf 12 september 2025

Bron


De Algemene Voorwaarden van Meta Platforms Technologies: Een Makkelijke Uitleg

Dit document gaat over de regels die gelden als je producten van Meta Platforms Technologies (MPT) gebruikt. Denk aan VR-brillen of andere dingen die Meta maakt. Deze regels zijn een aanvulling op de normale Meta Servicevoorwaarden.

Hier zijn de belangrijkste punten, uitgelegd in vragen en antwoorden:

vrijdag 8 augustus 2025

Wet gezingshereniging

 

Wet gezinshereniging. 

18 JULI 2025. — Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat de voor waarden voor gezinshereniging betreft

 Samenvatting met AI


HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

Artikel 1.

  • Vraag: Waarover gaat deze wet, in het licht van de Belgische Grondwet?
  • Antwoord: Deze wet regelt een aangelegenheid die valt onder artikel 74 van de Grondwet. Dit betekent dat het een specifieke bevoegdheid van het parlement betreft.

Artikel 2.

  • Vraag: Welke Europese richtlijnen worden met deze wet (gedeeltelijk) omgezet in Belgisch recht?
  • Antwoord: Deze wet zet een deel van de bepalingen uit verschillende Europese richtlijnen om. Dit zijn:
    1. Richtlijn 2001/55/EG (20 juli 2001) over minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming bij een massale toestroom van ontheemden.
    2. Richtlijn 2003/86/EG (22 september 2003) over het recht op gezinshereniging.
    3. Richtlijn 2003/109/EG (25 november 2003) over de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen.
    4. Richtlijn 2004/38/EG (29 april 2004) over het recht van vrij verkeer en verblijf voor EU-burgers en hun familieleden.
    5. Richtlijn 2011/95/EU (13 december 2011) over normen voor internationale bescherming (vluchtelingen en subsidiaire bescherming).
    6. Richtlijn 2014/66/EU (15 mei 2014) over toegang en verblijf voor intragroepoverplaatsingen binnen ondernemingen.
    7. Richtlijn (EU) 2016/801 (11 mei 2016) over toegang en verblijf voor onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten.
    8. Richtlijn (EU) 2021/1883 (20 oktober 2021) over toegang en verblijf voor hooggekwalificeerde banen (Blauwe Kaart).

HOOFDSTUK 2. — Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Artikel 3.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 3 precies in de wet van 15 december 1980?
  • Antwoord: Artikel 3 wijzigt artikel 1/1, § 2, 3° van de wet van 15 december 1980. De wijziging betreft de omschrijving van welke familieleden van een vreemdeling met internationale beschermingsstatus of toegelaten overeenkomstig artikel 57/45 worden bedoeld. De oude tekst "en door de gezinsleden van een vreemdeling die als begunstigde van een internationale beschermingsstatus dan wel overeenkomstig artikel 57/45 tot een verblijf in het Rijk is toegelaten" wordt vervangen door een verwijzing naar de familieleden zoals beschreven in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° en 5°, met de belangrijke toevoeging dat de gezinsbanden reeds bestonden voordat de vreemdeling in België aankwam.

Artikel 4.

  • Vraag: Welke specifieke wijzigingen brengt artikel 4 aan in de wet van 15 december 1980, met betrekking tot artikel 1/2, § 1, tweede lid?
  • Antwoord: Artikel 4 past artikel 1/2, § 1, tweede lid van de wet aan.
    • De bepaling onder 1° wordt vervangen en verwijst nu naar "artikel 10, § 1, eerste lid, 4° en 5°".
    • De bepaling onder 2° wordt volledig opgeheven. Dit stroomlijnt de verwijzingen naar relevante gezinsherenigingscategorieën.

Artikel 5.

  • Vraag: Wat zijn de nieuwe bepalingen van artikel 10 in de wet van 15 december 1980, en wie mag van rechtswege langer dan drie maanden in België verblijven?
  • Antwoord: Artikel 5 vervangt het hele artikel 10 van de wet van 15 december 1980, wat cruciaal is voor gezinshereniging. Het bepaalt wie van rechtswege (automatisch) langer dan drie maanden in België mag verblijven, onder voorbehoud van artikelen 9 en 12:
    • 1° Vreemdelingen wiens verblijfsrecht erkend wordt door een internationaal verdrag, wet of koninklijk besluit.
    • 2° Vreemdelingen die voldoen aan de voorwaarden om de Belgische nationaliteit te herkrijgen, zonder dat ze al minstens twaalf maanden hun hoofdverblijfplaats in België moeten hebben of een verklaring moeten afleggen.
    • 3° Vrouwen die de Belgische nationaliteit verloren hebben door huwelijk of door het verwerven van een vreemde nationaliteit door hun echtgenoot.
    • 4° Bepaalde familieleden van een vreemdeling met een internationale beschermingsstatus (zoals vluchteling of subsidiaire bescherming) of die toegelaten is op basis van artikel 57/45. Deze familieleden moeten zich al in België bevinden (in verband met de asielaanvraag of aanvraag wegens staatloosheid) maar komen zelf niet in aanmerking voor die bescherming. De gezinsbanden moeten reeds bestonden voordat de vreemdeling (die begeleid wordt) in België aankwam, en de toelating tot verblijf moet verenigbaar zijn met hun persoonlijke juridische status.
      • Wie zijn deze familieleden (4°)?
        • a) Buitenlandse echtgenoot die samenleeft, beiden ouder dan 18 jaar.
        • b) Vreemdeling met wie de persoon een wettelijk geregistreerd partnerschap heeft, die samenleeft, beiden ouder dan 18 jaar en voldoen aan specifieke voorwaarden (zie hieronder).
        • c) Gemeenschappelijke minderjarige kinderen (ongehuwd) die met hen samenleven vóór ze 18 zijn.
        • d) Minderjarige kinderen (ongehuwd) van de begeleide vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn. Voorwaarde is dat de begeleide vreemdeling (of diens echtgenoot/partner) het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring uitoefent en de kinderen ten laste zijn. Bij gedeeld ouderlijk gezag is toestemming van de andere houder vereist.
        • e) Ongehuwd gehandicapt kind ouder dan 18 van de begeleide vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, mits een attest van een erkende arts aantoont dat het kind door de handicap niet in eigen behoeften kan voorzien.
        • f) Ouders dan wel de meerderjarige vreemdeling die verantwoordelijk is voor de begeleide vreemdeling, indien deze jonger dan 18 en ongehuwd is, en op voorwaarde dat zij met hem samenleven vóór hij 18 is.
    • 5° Familieleden van een vreemdeling die de vluchtelingenstatus heeft of toegelaten is overeenkomstig artikel 57/45.
      • Wie zijn deze familieleden (5°)?
        • a) Buitenlandse echtgenoot die met hem komt samenleven, beiden ouder dan 21 jaar.
        • b) Vreemdeling met wie de persoon een wettelijk geregistreerd partnerschap heeft, die met hem komt samenleven, beiden ouder dan 21 jaar en voldoen aan specifieke voorwaarden.
        • c) Gemeenschappelijke minderjarige kinderen (ongehuwd) die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn.
        • d) Minderjarige kinderen (ongehuwd) van de vervoegde vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn. Voorwaarde is dat de vervoegde vreemdeling (of diens echtgenoot/partner) het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring uitoefent en de kinderen ten laste zijn. Bij gedeeld ouderlijk gezag is toestemming van de andere houder vereist.
        • e) Ongehuwd gehandicapt kind ouder dan 18 van de vervoegde vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, mits een attest van een erkende arts aantoont dat het kind door de handicap niet in eigen behoeften kan voorzien.
        • f) Ouders, indien de vervoegde vreemdeling jonger dan 18 is en ongebegeleid in België aankwam of nadien onbegeleid werd achtergelaten, en op voorwaarde dat zij met hem komen samenleven vóór hij 18 is.
    • 6° Familieleden van een vreemdeling die over een verblijf van onbeperkte duur beschikt en sedert minimaal twee jaar in België verblijft. Deze termijn van twee jaar wordt teruggebracht tot één jaar als de gezinsbanden reeds bestonden vóór de aankomst van de vreemdeling, of vervalt als de vreemdeling enkel gezinsleden onder c) tot e) laat overkomen.
      • Wie zijn deze familieleden (6°)?
        • a) Buitenlandse echtgenoot, die met hem komt samenleven, beiden ouder dan 21 jaar.
        • b) Vreemdeling met wie de persoon door een wettelijk geregistreerd partnerschap verbonden is, die met hem komt samenleven, beiden ouder dan 21 jaar en voldoen aan specifieke voorwaarden.
        • c) Gemeenschappelijke minderjarige kinderen (ongehuwd) die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn.
        • d) Minderjarige kinderen (ongehuwd) van de vervoegde vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn. Voorwaarde is dat de vervoegde vreemdeling (of diens echtgenoot/partner) het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring uitoefent en de kinderen ten laste zijn. Bij gedeeld ouderlijk gezag is toestemming van de andere houder vereist.
        • e) Ongehuwd gehandicapt kind ouder dan 18 van de vervoegde vreemdeling, diens echtgenoot of geregistreerde partner, mits een attest van een erkende arts aantoont dat het kind door de handicap niet in eigen behoeften kan voorzien.
  • Vraag: Wat zijn de specifieke voorwaarden voor geregistreerde partnerschappen (bedoeld in 4°b, 5°b en 6°b)?
  • Antwoord: Geregistreerde partners moeten een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie bewijzen. Dit kan aangetoond worden op een van de volgende manieren:

1.                  De partners hebben gedurende minstens één jaar onafgebroken en legaal samengewoond in België of een ander land, voorafgaand aan de aanvraag.

2.                  De partners kennen elkaar sedert ten minste twee jaar voorafgaand aan de aanvraag en hebben regelmatig contact onderhouden (telefonisch, per brief, elektronisch), én ze hebben elkaar in die twee jaar driemaal ontmoet voor een totaal van 45 dagen of meer.

3.                  De partners hebben een gemeenschappelijk kind. Daarnaast mogen ze geen personen zijn bedoeld in de artikelen 161 tot 163 van het oude Burgerlijk Wetboek, en er mag geen definitieve weigeringsbeslissing tot huwelijkssluiting zijn geweest op basis van artikel 167 van het oude Burgerlijk Wetboek.

  • Vraag: Hoe wordt rekening gehouden met de leeftijd van minderjarige familieleden bij de aanvraag?
  • Antwoord: Als de gezinsbanden reeds bestonden voordat de vreemdeling die wordt vervoegd in België aankwam, houdt de minister of zijn gemachtigde rekening met de leeftijd die het familielid (bedoeld in 5°c en d) of de vreemdeling (bedoeld in 5°f) had op het moment van de indiening van het verzoek om internationale bescherming of de aanvraag om toelating tot verblijf wegens staatloosheid. Als een kind 18 jaar wordt tijdens of kort na de procedure voor vluchtelingenstatus of verblijfstoelating, kan de gezinsherenigingsaanvraag tot drie maanden na de beslissing worden ingediend. Bij de beoordeling van deze termijn kan rekening gehouden worden met bijzondere omstandigheden die een laattijdige indiening objectief verschoonbaar maken. Bovendien gelden de bepalingen over kinderen, tenzij een internationaal verdrag dat België bindt, gunstigere bepalingen bevat.
  • Vraag: Welke aanvullende bewijzen zijn vereist voor de gezinshereniging, met name met betrekking tot bestaansmiddelen, huisvesting en ziektekostenverzekering?
  • Antwoord: § 2.
    • Vreemdelingen zoals bedoeld in §1, eerste lid, 2° en 3° (herkrijgen nationaliteit, verloren nationaliteit door huwelijk), moeten bewijzen dat ze stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen hebben voor zichzelf, zodat ze niet ten laste vallen van de overheid.
    • Voor familieleden zoals bedoeld in §1, eerste lid, 5°a-e en 6°a-e, moet worden bewezen dat de vreemdeling die wordt vervoegd over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's in België dekt voor hem en zijn familieleden. Ook moet er sprake zijn van behoorlijke huisvesting die als normaal wordt beschouwd voor een vergelijkbaar gezin en voldoet aan de wettelijke veiligheids- en hygiënecriteria. De Koning bepaalt via een besluit de exacte criteria voor deze huisvesting.
    • Bovendien moeten deze familieleden bewijzen dat de vreemdeling die wordt vervoegd over toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen beschikt (zoals gedefinieerd in §5) om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden en te voorkomen dat zij ten laste vallen van de overheid. Deze voorwaarde van bestaansmiddelen geldt niet als de vreemdeling zich enkel laat vervoegen door minderjarige kinderen of gehandicapte kinderen ouder dan 18 (bedoeld in §1, eerste lid, 5°c-e of 6°c-e).
    • Belangrijke uitzondering: De voorwaarden met betrekking tot bestaansmiddelen en huisvesting zijn niet van toepassing op familieleden onder §1, eerste lid, 5° (familie van vluchteling/57/45) als de aanvraag tot verblijf binnen zes maanden na de beslissing tot toekenning van de vluchtelingenstatus of verblijfstoelating werd ingediend. Daarbij moet bij de aanvraag minstens een begin van bewijs van identiteit en gezinsband worden voorgelegd, en de aanvraag moet uiterlijk tien maanden na de beslissing met alle documenten zijn aangevuld. De minister of zijn gemachtigde kan rekening houden met bijzondere omstandigheden die een laattijdige indiening objectief verschoonbaar maken.
    • In afwijking van deze uitzondering kan de minister echter wel eisen dat de documenten over bestaansmiddelen en huisvesting worden overgelegd als gezinshereniging mogelijk is in een ander land waarmee de vreemdeling een bijzondere band heeft, rekening houdend met de situatie in dat land.
    • Alle familieleden die een verblijfsrecht aanvragen, moeten bewijzen dat ze niet lijden aan ziekten die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen (opgesomd in de bijlage bij de wet).
  • Vraag: Zijn er beperkingen voor gezinshereniging als de hoofdpersoon zelf via gezinshereniging in België is gekomen?
  • Antwoord: § 3. Ja, als een onderdaan van een derde land zelf in België is toegelaten als echtgenoot of ongehuwde partner (op basis van artikel 10, 10bis, 40bis, 40ter of 47/2, 1°), dan kan deze persoon zich pas door een nieuwe echtgenoot of partner laten vervoegen als hij gedurende twee jaar regelmatig in België heeft verbleven en de gezinsherenigingsvoorwaarden zijn vervuld.
  • Vraag: Gelden er specifieke regels voor polygame huwelijken?
  • Antwoord: § 4. Ja, een polygame vreemdeling kan zich niet laten vervoegen door een echtgenoot (bedoeld in §1, eerste lid, 4°a, 5°a of 6°a) als een andere echtgenoot al in België verblijft.
  • Vraag: Hoe hoog moeten de bestaansmiddelen zijn en wat wordt meegerekend?
  • Antwoord: § 5. Het bedrag van de bestaansmiddelen moet netto minstens gelijk zijn aan 110% van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimuminkomen (zoals in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988). Dit bedrag wordt met 10% verhoogd voor elk bijkomend familielid dat ten laste is van de vreemdeling die wordt vervoegd.
    • Bij de beoordeling van de bestaansmiddelen wordt gekeken naar hun aard en regelmaat.
    • Middelen uit aanvullende bijstandsstelsels zoals leefloon, aanvullende gezinsbijslag, financiële maatschappelijke dienstverlening en gezinsbijslagen worden niet meegerekend.
    • Inschakelingsuitkering en overbruggingsuitkering worden ook niet meegerekend. Werkloosheidsuitkering wordt alleen meegerekend als de vreemdeling actief werk zoekt.
  • Vraag: Zijn er situaties waarin de algemene regels van artikel 10, §1, 1° niet van toepassing zijn?
  • Antwoord: § 6. Ja, artikel 10, §1, eerste lid, 1° is niet van toepassing op familieleden van een vreemdeling die in België verblijft om te studeren, of die een verblijf van beperkte duur heeft vanwege deze wet, bijzondere omstandigheden, of de aard/duur van zijn activiteiten in België.

Artikel 6.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 6 in artikel 10bis van de wet van 15 december 1980?
  • Antwoord: Artikel 6 brengt verschillende wijzigingen aan in artikel 10bis, dat gaat over gezinshereniging voor specifieke categorieën vreemdelingen (zoals studenten of anderen met een beperkt verblijfsrecht).
    • a) In §1, eerste lid, worden de verwijzingen naar familieleden verfijnd van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)". Dit betekent dat de specifieke categorieën van gezinsleden die kunnen vervoegen onder 10bis, nauwkeuriger worden gedefinieerd.
    • b) De bepaling over huisvesting voor studenten in §1, eerste lid, wordt vervangen. Er moet nu bewezen worden dat de student over behoorlijke huisvesting beschikt die als normaal beschouwd wordt voor een vergelijkbaar gezin en voldoet aan wettelijke veiligheids- en hygiënecriteria. De Koning zal de exacte criteria vastleggen.
    • c) In §2, eerste lid, worden de verwijzingen naar familieleden opnieuw verfijnd van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)".
    • d) De bepaling over huisvesting voor de vreemdeling die wordt vervoegd in §2, eerste lid, wordt vervangen en is identiek aan de nieuwe huisvestingsvoorwaarde voor studenten (zie punt b).
    • e) §2 wordt aangevuld met twee leden:
      • Een machtiging tot verblijf voor familieleden van een vreemdeling die op basis van artikel 9bis (specifieke verblijfstitel) in België verblijft, wordt alleen toegekend als de vervoegde vreemdeling al minimaal twee jaar in België is toegelaten of gemachtigd. Deze termijn van twee jaar vervalt als enkel de kinderen (c-e) worden vervoegd.
      • De bepalingen van de eerste, tweede en derde leden van §2 zijn niet van toepassing op familieleden van een vreemdeling die in België verblijft als begunstigde van subsidiaire bescherming of tijdelijke bescherming.
    • f) Een nieuwe paragraaf § 2/1 wordt ingevoegd, specifiek voor familieleden van vreemdelingen met subsidiaire beschermingsstatus of tijdelijke beschermingsstatus:
      • De machtiging voor een verblijf van meer dan drie maanden (voor familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, a) tot e)) wordt toegekend op voorwaarde dat de vervoegde vreemdeling al minimaal twee jaar in België verblijft én de gezinsbanden al bestonden voordat de vreemdeling in België aankwam.
      • Deze familieleden moeten bovendien bewijzen dat:
        1. De vervoegde vreemdeling beschikt over stabiele, regelmatige en voldoende bestaansmiddelen (zoals bepaald in artikel 10, §5) om zichzelf en zijn familieleden te onderhouden, behalve als enkel de kinderen (6°c-e) worden vervoegd.
        2. De vervoegde vreemdeling over voldoende huisvesting beschikt die voldoet aan de wettelijke criteria.
        3. De vervoegde vreemdeling een ziektekostenverzekering heeft die de risico's in België dekt voor hem en zijn familieleden.
        4. Zij niet vallen onder bepaalde uitsluitingsgronden (ziekten of gevaar voor volksgezondheid).
      • De termijn van twee jaar vervalt als de vreemdeling zich enkel laat vervoegen door minderjarige kinderen of gehandicapte kinderen ouder dan 18 (bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, c) tot e)).
      • De bepalingen van artikel 12bis, § 6 zijn ook van toepassing.
    • g), h), i) Tot slot worden in §3, §4, en §5 van artikel 10bis ook de verwijzingen naar familieleden aangepast van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)".

Artikel 7.

  • Vraag: Welke aanpassingen worden er gedaan in artikel 10ter?
  • Antwoord: Artikel 7 wijzigt artikel 10ter, dat onder andere de bewijslast en termijnen voor gezinshereniging behandelt.
    • a) In §1, tweede lid, worden de verwijzingen naar artikel 10bis uitgebreid met de nieuw ingevoegde §2/1.
    • b) De regels voor het overleggen van bewijs van bestaansmiddelen in §2, tweede lid, worden verduidelijkt: de vreemdeling moet bij de indiening van de aanvraag alle nuttige documenten en inlichtingen overleggen. De minister houdt rekening met alle geldige bewijzen. De Koning kan bepalen welke documenten verder kunnen dienen ter ondersteuning van de behoefteanalyse.
    • c) en d) De verwijzingen naar "duurzame en stabiele relatie" in §2, derde lid, en §2ter, tweede lid, worden verduidelijkt door te verwijzen naar "het partnerschap bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid". Dit zorgt voor consistentie in de terminologie.

Artikel 8.

  • Vraag: Welke veranderingen introduceert artikel 8 in artikel 11 van de wet van 15 december 1980?
  • Antwoord: Artikel 8 past artikel 11 aan, dat gaat over de duur van het verblijfsrecht.
    • a) In §1, tweede lid, wordt de formulering over familieleden van erkende vluchtelingen of begunstigden van subsidiaire bescherming of 57/45 status gewijzigd. De tekst benadrukt nu expliciet dat het gaat om familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° en 5°, met wie de gezinsbanden reeds bestonden voordat de vreemdeling die wordt vervoegd in België aankwam.
    • b) In §2, eerste lid, punt 3° wordt een nieuwe reden toegevoegd voor het beëindigen van een verblijf. Dit gebeurt als de vreemdeling die is toegelaten als geregistreerde partner (op basis van artikel 10, § 1, eerste lid, 4°b, 5°b of 6°b) of de vreemdeling die hij/zij heeft vervoegd, een huwelijk of geregistreerd partnerschap met een andere persoon aangaat.
    • c) In §3, vierde lid, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 8°" naar "4° tot 6°".

Artikel 9.

  • Vraag: Wat zijn de wijzigingen in artikel 12bis, dat de aanvraagprocedure voor verblijf regelt?
  • Antwoord: Artikel 9 wijzigt artikel 12bis, wat belangrijk is voor de procedure van verblijfsaanvragen.
    • a) In §1, tweede lid, punt 4° wordt de categorie van familieleden die een verblijf van maximaal drie maanden kunnen krijgen, aangepast. Dit betreft nu familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°c-f, of 6°c-e, of familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°.
    • b) In §1, tweede lid, wordt punt 5° opgeheven.
    • c) In §2, vierde lid, worden de regels voor het overleggen van bewijs van bestaansmiddelen verduidelijkt op dezelfde manier als in artikel 7b: de vreemdeling moet alle nuttige documenten bij de indiening overleggen, en de minister houdt rekening met alle geldige bewijzen. De Koning kan bepalen welke documenten voorgelegd mogen worden.
    • d) en e) In §2, vijfde lid, en §3, vierde lid, wordt de verwijzing naar "partnerschap bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°" vervangen door "partnerschap bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid".
    • f) In §3bis, eerste lid, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)".
    • g) In §3bis, tweede lid, wordt de verwijzing naar de "duurzame en stabiele relatie" opnieuw verduidelijkt naar "het partnerschap bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid".
    • h) In §5 wordt de formulering over familieleden van vreemdelingen die verblijfsrecht hebben gekregen via artikel 57/45, vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming, gewijzigd. Er wordt nu expliciet verwezen naar de familieleden zoals bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, en 5°, met wie de gezinsbanden reeds bestonden voordat de vreemdeling die vervoegd wordt in het Rijk aankwam.

Artikel 10.

  • Vraag: Wat verandert artikel 10 aan de duur van de verblijfstitels in artikel 13?
  • Antwoord: Artikel 10 wijzigt artikel 13, dat de duur van verblijfsvergunningen regelt.
    • a) In §1, vierde lid, wordt de specifieke groep familieleden (bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°, f), d.w.z. ouders van ongehuwde minderjarige vluchtelingen) aangeduid als degenen die een verblijf van onbeperkte duur kunnen krijgen, ter vervanging van eerdere verwijzingen.
    • b) Het vijfde lid van §1 wordt vervangen: Familieleden van een vreemdeling met een beperkte verblijfsduur, op wie artikel 10, § 1, eerste lid, 1°, van toepassing is, krijgen een verblijfstitel met dezelfde geldigheidsduur als de vreemdeling die hen vervoegd heeft.
    • c) Een nieuw lid wordt ingevoegd in §1: Familieleden bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° (familieleden die reeds in België zijn in het kader van een asielaanvraag/staatloosheid), krijgen een verblijfstitel met dezelfde geldigheidsduur als de begeleide vreemdeling. Deze toelating tot verblijf wordt van onbeperkte duur als de begeleide vreemdeling zelf over een verblijf van onbeperkte duur beschikt, op voorwaarde dat het familielid nog steeds voldoet aan de voorwaarden van artikel 10 en geen gevaar vormt voor de openbare orde en/of de nationale veiligheid.
    • d) In §3, tweede lid, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 8°" naar "4° tot 6°".
    • e) In §4, eerste lid, wordt de verwijzing naar familieleden van "artikel 10bis, § 2" uitgebreid naar "artikel 10bis, §§ 2 en 2/1" om de nieuwe categorieën op te nemen.
    • f) In §4, eerste lid, punt 4° wordt een nieuwe reden toegevoegd voor het beëindigen van een verblijf: als de vreemdeling die gemachtigd werd tot een verblijf als wettelijk geregistreerde partner (in de zin van artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, b)) of de vreemdeling die hij/zij vervoegd heeft, een huwelijk of geregistreerd partnerschap met een andere persoon aangaat.

Artikel 11.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 11 aan de voorwaarden voor vestiging (onbeperkt verblijf) in artikel 15?
  • Antwoord: Artikel 11 vervangt het eerste lid van artikel 15. Een machtiging tot vestiging (onbeperkt verblijf) wordt verleend aan een vreemdeling die bewijst dat hij gedurende vijf jaar regelmatig en ononderbroken in België heeft verbleven. Dit geldt onverminderd gunstigere internationale verdragsbepalingen en tenzij de vreemdeling zich in één van de specifieke, uitsluitende gevallen bevindt (opgesomd in artikel 3, eerste lid, 5° tot 8°).

Artikel 12.

  • Vraag: Welke aanpassingen worden er gedaan in artikel 19, dat over verwijdering van vreemdelingen gaat?
  • Antwoord: Artikel 12 wijzigt artikel 19.
    • a) In §1, derde lid, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)".
    • b) In §4, 1° en 2°, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 8°" naar "4° tot 6°".
    • c) In §4, 3°, wordt de verwijzing naar familieleden aangepast van "4° tot 6°" naar "6°, a) tot e)". Deze wijzigingen betreffen de specifieke gezinsherenigingscategorieën die van belang zijn bij verwijderingsbeslissingen.

Artikel 13.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 13 in artikel 39/79?
  • Antwoord: Artikel 13 wijzigt artikel 39/79, § 1, tweede lid, 3°. De precieze wijziging is een aanpassing van de verwijzing naar familieleden van "artikel 10bis, § 2" (in de Franse tekst "article 10bis, § 2 ou") naar een nieuwe verwijzing. De exacte volledige nieuwe verwijzing is niet volledig in de bron aanwezig, maar het betreft een actualisering van de relevante artikelen voor familieleden.

Artikel 14.

  • Vraag: Wat zijn de nieuwe voorwaarden voor gezinshereniging met een Belgische staatsburger in artikel 40ter?
  • Antwoord: Artikel 14 wijzigt artikel 40ter, §2, dat de voorwaarden voor gezinshereniging met een Belgische staatsburger regelt.
    • a) De bepalingen onder 1° en 2° in het tweede lid worden vervangen:
      • 1° De Belg moet beschikken over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen. Dit is het geval als het netto bedrag minstens 110% van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimuminkomen is, verhoogd met 10% voor elk bijkomend familielid ten laste. Net als bij artikel 10, §5, worden middelen uit aanvullende bijstandsstelsels niet meegerekend, en werkloosheidsuitkering alleen als de Belg actief werk zoekt. Een belangrijke uitzondering is dat de voorwaarde inzake bestaansmiddelen niet van toepassing is als de Belg enkel wordt vergezeld of vervoegd door zijn minderjarige familieleden (bedoeld in het eerste lid, 2°).
      • 2° De Belg moet over behoorlijke huisvesting beschikken die als normaal wordt beschouwd voor een vergelijkbaar gezin en voldoet aan wettelijke veiligheids- en hygiënecriteria. De Koning zal de exacte criteria vastleggen.
    • b) Een zin in het vierde lid wordt opgeheven, namelijk die welke de minimumleeftijd (21 jaar) tot 18 jaar terugbracht in bepaalde gevallen van huwelijk of geregistreerd partnerschap die reeds bestonden vóór de aanvraag. Dit betekent dat de minimumleeftijd van 21 jaar nu strenger wordt gehandhaafd in de gevallen die onder dit artikel vallen.

Artikel 15.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 15 aan de manier waarop bewijs van bestaansmiddelen wordt ingediend en beoordeeld in artikel 42?
  • Antwoord: Artikel 15 wijzigt artikel 42, §1, tweede lid. De vreemdeling moet bij de indiening van de aanvraag alle documenten en inlichtingen overleggen die nuttig zijn om het bedrag van de bestaansmiddelen te bepalen. De minister of zijn gemachtigde houdt bij de beoordeling rekening met alle geldige bewijzen. De Koning kan bepalen welke documenten eventueel kunnen worden voorgelegd ter ondersteuning van de behoefteanalyse. Dit zorgt voor meer duidelijkheid over de verantwoordelijkheid van de aanvrager.

Artikel 16.

  • Vraag: Wat zijn de voorwaarden voor gezinshereniging voor begunstigden van de tijdelijke beschermingsstatus volgens de nieuwe bepalingen in artikel 57/34?
  • Antwoord: Artikel 16 vervangt §2 van artikel 57/34. De minister of zijn gemachtigde kent een machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden toe aan de volgende familieleden van een vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet (overeenkomstig artikel 57/30), op voorwaarde dat het gezin reeds was gevormd ten tijde van de omstandigheden die leidden tot de scheiding van het gezin (zoals bedoeld in artikel 57/29, §1):
    • 1° De echtgenoot, die met hem komt samenleven, op voorwaarde dat beiden ouder zijn dan 21 jaar.
    • 2° De vreemdeling die door middel van een wettelijk geregistreerd partnerschap verbonden is met de begunstigde, die met hem komt samenleven, op voorwaarde dat beiden ouder zijn dan 21 jaar.
    • 3° De minderjarige, ongehuwde kinderen van de begunstigde, diens echtgenoot of geregistreerde partner, die met hen komen samenleven vóór ze 18 zijn. Voorwaarde is dat de vervoegde begunstigde (of diens echtgenoot/partner) het ouderlijk gezag inclusief het recht van bewaring uitoefent. Bij gedeeld ouderlijk gezag is toestemming van de andere houder vereist.
    • 4° De ouders van de ongehuwde minderjarige begunstigde, voor zover zij met hem komen samenleven vóór deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
  • Vraag: Welke specifieke voorwaarden gelden voor geregistreerde partners in het kader van tijdelijke bescherming (artikel 57/34, §2, 2°)?
  • Antwoord: De geregistreerde partners (bedoeld in §2, 2°) moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

1.                  Bewijzen dat ze een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie onderhouden. Dit kan aangetoond worden door:

      • a) Minstens één jaar onafgebroken en legaal te hebben samengewoond voorafgaand aan de aanvraag.
      • b) Ofwel elkaar sedert ten minste twee jaar voorafgaand aan de aanvraag te kennen, regelmatig contact te hebben onderhouden, en elkaar driemaal te hebben ontmoet in die twee jaar voor een totaal van 45 dagen of meer.
      • c) Ofwel een gemeenschappelijk kind te hebben.

2.                  Ongehuwd zijn en geen duurzame en stabiele partnerrelatie onderhouden met een andere persoon.

3.                  Geen personen zijn bedoeld in de artikelen 161 tot 163 van het oude Burgerlijk Wetboek.

4.                  Geen van beiden mag het voorwerp zijn geweest van een definitieve beslissing tot weigering van de voltrekking van het huwelijk op basis van artikel 167 van het oude Burgerlijk Wetboek.

  • Tot slot moeten de familieleden bewijzen dat ze niet lijden aan een van de ziekten die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen en die zijn opgesomd in de bijlage bij deze wet.

Artikel 17.

  • Vraag: Wat gebeurt er met artikel 57/34/1?
  • Antwoord: Artikel 57/34/1 van de wet van 15 december 1980 wordt opgeheven.

Artikel 18.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 18 in artikel 57/36?
  • Antwoord: Artikel 18 wijzigt artikel 57/36, § 2, tweede lid. De zin over maatregelen ten aanzien van familieleden die gemachtigd zijn tot verblijf op basis van artikel 57/34/1, wordt vervangen. Er staat nu dat de minister dezelfde maatregel kan nemen ten aanzien van de familieleden van een begunstigde van de tijdelijke beschermingsstatus die gemachtigd werden tot een verblijf in het Rijk op basis van artikel 10bis, § 2/1. Dit is een directe link naar de nieuw ingevoegde paragraaf in artikel 10bis.

Artikel 19.

  • Vraag: Welke aanpassing wordt er gedaan in artikel 61/4?
  • Antwoord: Artikel 19 wijzigt artikel 61/4, § 1, tweede lid. De verwijzing naar "artikel 13, § 1, zesde lid" wordt vervangen door "artikel 13, § 1, zevende lid". Dit is een technische aanpassing, waarschijnlijk als gevolg van een nieuwe nummering van de leden in artikel 13.

Artikel 20.

  • Vraag: Welke aanpassing wordt er gedaan in artikel 61/7?
  • Antwoord: Artikel 20 wijzigt artikel 61/7, § 4, eerste lid. De verwijzing naar "artikel 13, § 1, eerste lid en zesde lid" wordt vervangen door "artikel 13, § 1, eerste lid en zevende lid". Ook dit is een technische aanpassing in de nummering van de leden in artikel 13.

Artikel 21.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 21 in artikel 61/11?
  • Antwoord: Artikel 21 wijzigt artikel 61/11, 6°. De verwijzing naar de familieleden van een onderzoeker wordt aangepast van "artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°" naar "artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, a) tot e)". Dit betekent een verfijning van welke familieleden van een onderzoeker onder dit specifieke artikel vallen.

Artikel 22.

  • Vraag: Wat wijzigt artikel 22 in artikel 61/13/5?
  • Antwoord: Artikel 22 wijzigt artikel 61/13/5, § 3, eerste lid. De verwijzing naar de familieleden van een onderzoeker wordt aangepast op dezelfde manier als in artikel 21, namelijk van "artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°" naar "artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, a) tot e)".

Artikel 23.

  • Vraag: Welke wijzigingen brengt artikel 23 aan in artikel 74/21, dat betrekking heeft op de schorsing van beslissingen?
  • Antwoord: Artikel 23 wijzigt artikel 74/21.
    • a) In het eerste lid worden de artikelen waaronder een aanvraag kan worden gedaan, gewijzigd. "Aangevraagd krachtens artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, 5°, 6°, 7° of 8°, artikel 10bis, artikel 57/34 of artikel 57/34/1" wordt vervangen door "aangevraagd krachtens artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, 5°, 6°, artikel 10bis of artikel 57/34". Dit betekent dat aanvragen onder 7° en 8° van artikel 10, en artikel 57/34/1, niet langer onder de schorsingsbepaling vallen.
    • b) In het tweede lid worden de verwijzingen naar de vreemdeling die tot verblijf is gemachtigd of toegelaten, overeenkomstig dezelfde bijgestelde lijst van artikelen, aangepast.

HOOFDSTUK 3. — Overgangsbepalingen

Artikel 24.

  • Vraag: Vanaf wanneer is deze wet van toepassing en zijn er uitzonderingen?
  • Antwoord: § 1. Vanaf de inwerkingtreding is deze wet van toepassing op alle situaties waar haar bepalingen naar verwijzen.
  • § 2. Er zijn echter uitzonderingen (afwijkingen van §1):
    • Deze wet is niet van toepassing op aanvragen tot verlenging van een verblijfstitel of -kaart die al was afgeleverd vóór de inwerkingtreding van deze nieuwe wet, op basis van de oude artikelen 10, 10bis, 40bis, 40ter, 57/34 of 57/34/1 van de wet van 15 december 1980.
  • § 3. Ook is deze wet niet van toepassing op aanvragen tot toelating of machtiging tot verblijf die zijn ingediend op grond van de oude artikelen 10, 10bis, 40bis, 40ter of 57/34:
    • Dit geldt voor familieleden van een Belg of van een vreemdeling die al vóór de inwerkingtreding van deze wet langer dan drie maanden in België mocht verblijven.
    • De aanvraag moest dan wel zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wet, óf binnen twee jaar na de inwerkingtreding ervan.
    • Dezelfde afwijking geldt voor aanvragen tot verlenging van een verblijfstitel of -kaart die is afgeleverd volgens dit lid, op voorwaarde dat de verlengingsaanvraag binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet is ingediend.
  • Specifieke bescherming voor gezinsbanden:
    • Als familieleden van een begunstigde van de subsidiaire beschermingsstatus (die al volgens het oude artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6° waren toegelaten) een verblijfsrecht kregen op basis van de oude regels, dan wordt hun verblijf na de tweejarige overgangstermijn niet beëindigd enkel omdat de gezinsbanden niet reeds bestonden vóór de aankomst van de vreemdeling in België. Dit beschermt de rechten van gezinnen die al onder de oude regels waren toegelaten.
    • Hetzelfde geldt voor familieleden van een begunstigde van de tijdelijke beschermingsstatus die al volgens het oude artikel 10bis, § 2 waren gemachtigd tot een verblijf.
  • De genoemde termijn van twee jaar start op de datum van inwerkingtreding van deze wet.

 

maandag 4 augustus 2025

Nieuwe wet om de overbevolking in de gevangenissen te verminderen

 

18 JULI 2025. — Wet houdende maatregelen met het oog op de vermindering van de overbevolking in de gevangenissen en tot invoering van de principiële onmogelijkheid om het elektronisch toezicht uit te voeren op de plaats waar het slachtoffer verblijft.

Wet en voorbereidende werkzaamheden in één pdf, met en zonder uitwendige index.

Samenvatting met AI


Deel 1: Artikelen over pensioenen en federale ombudsmannen (Wet van 14 juli 2025)

Deze artikelen (Art. 5 en Art. 6) maken deel uit van een wet die gaat over het harmoniseren van pensioenregelingen en het wijzigen van de wet op de federale ombudsmannen. Ze staan bovenaan in het document, vóór de hoofdtitel van de wet over gevangenisoverbevolking.

zondag 3 augustus 2025

Besluit van de Vlaamse Regering over de omgevingshandhaving, gedateerd 23 mei 2025.

Dit document is het Besluit van de Vlaamse Regering over de omgevingshandhaving, gedateerd 23 mei 2025.

Downloaden via deze link

  • -          Besluit
  • -          Afzonderlijke bijlagen;
  • -          Besluit en bijlagen met index (belangrijk om te zoeken op alle woorden in de bijlagen)
  • -          Link naar website Vlaamse regering


Rechtsgronden (Wettelijke basis)

Dit besluit is gebaseerd op verschillende wetten en decreten, waaronder:

  • De bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
  • Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (met wijzigingen tot 26 april 2024).
  • De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 (met wijzigingen tot 26 april 2024).
  • Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 (en het decreet van 26 april 2024 ter implementatie ervan).

Vormvereisten (Formele vereisten)

Voor de totstandkoming van dit besluit zijn verschillende adviezen ingewonnen:

  • Inspectie van Financiën: Advies op 19 maart 2024.
  • Vlaamse minister, bevoegd voor budgettair beleid: Akkoord op 22 april 2024.
  • Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen en Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen: Gezamenlijk advies nr. 2024/014 op 1 juli 2024.
  • Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed: Advies op 10 juli 2024.
  • Vereniging van Vlaamse Provincies: Advies op 1 juli 2024.
  • Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten: Advies op 3 juli 2024.
  • Raad van State: Advies nr. 77.080/16 op 25 november 2024.

Initiatiefnemer

Dit besluit is voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Justitie en Werk en de Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw.


vrijdag 1 augustus 2025

Uitspraak Hof van Justitie over "een veilig land"

 

Het Europese Hof van Justitie heeft een belangrijke uitspraak gedaan over hoe landen, zoals Italië, bepalen of een ander land een 'veilig land van herkomst' is voor mensen die internationale bescherming (asiel) zoeken.

Hier zijn de belangrijkste punten heel eenvoudig uitgelegd:

  • Wat is een 'veilig land van herkomst'?
    • Dit betekent dat een land door een EU-lidstaat (zoals Italië) wordt aangemerkt als een plek waar mensen geen gevaar lopen en voldoende bescherming krijgen.
    • Als iemand uit zo'n 'veilig' land komt, kan zijn of haar asielaanvraag sneller worden behandeld, soms zelfs al aan de grens.
  • Wat was het probleem in dit geval?
    • Italië had Bangladesh aangewezen als een 'veilig land van herkomst' via een wet.
    • Twee mensen uit Bangladesh werden gered door Italiaanse autoriteiten op zee en naar een detentiecentrum in Albanië gebracht, onder Italiaanse bevoegdheid, om daar hun asielaanvraag in te dienen.
    • Hun aanvraag werd snel afgewezen omdat Bangladesh 'veilig' was.
    • De rechter in Rome die deze zaak behandelde, maakte zich zorgen. De Italiaanse wet die Bangladesh als veilig bestempelde, legde namelijk niet uit op welke informatie die beslissing was gebaseerd.
    • Dit betekende dat zowel de asielaanvragers als de rechter niet konden controleren of Bangladesh wel echt veilig was, en of de beslissing van Italië wel klopte.
  • Wat heeft het Europese Hof nu besloten?
    • Landen mogen een wet gebruiken om een land 'veilig' te verklaren, dat is prima.
    • **MAAR, het is cruciaal dat een rechter die beslissing doeltreffend kan controleren.
    • De asielaanvrager én de rechter moeten toegang hebben tot de informatie en bronnen waarop de beslissing is gebaseerd. Dit is heel belangrijk, zodat de aanvrager zijn rechten kan verdedigen en de rechter zijn werk goed kan doen.
    • De rechter mag ook zelf informatie verzamelen, maar moet dan wel controleren of die informatie betrouwbaar is en beide partijen (de asielzoeker en de overheid) de kans geven hierop te reageren.
    • Een land mag niet als 'veilig' worden aangewezen als het niet zijn hele bevolking voldoende bescherming biedt. Het is dus niet toegestaan om een land veilig te noemen als bepaalde groepen mensen daar nog steeds gevaar lopen.
    • Een nieuwe Europese regel die uitzonderingen toestaat voor duidelijk identificeerbare groepen mensen, treedt pas op 12 juni 2026 in werking (of eerder, als de EU dat besluit). Tot die tijd is het dus 'alles of niets': een land is veilig voor iedereen of voor niemand.
  • Wat betekent dit voor de zaak in Italië?
    • Het Europese Hof heeft niet de zaak van de Bangladeshi mensen zelf beslist.
    • Het Hof heeft de Italiaanse rechter duidelijkheid gegeven over hoe de Europese regels geïnterpreteerd moeten worden.
    • De Italiaanse rechter moet nu de zaak verder afhandelen, rekening houdend met de uitleg van het Hof. Deze uitspraak is ook bindend voor andere nationale rechters die met soortgelijke problemen te maken krijgen.