donderdag 18 mei 2017

9 APRIL 2017. - Wet betreffende het Europees beschermingsbevel - B.S. 18 mei 2017

9 APRIL 2017. - Wet betreffende het Europees beschermingsbevel



FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
HOOFDSTUK 1. - Voorafgaande bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2. Deze wet voorziet in de omzetting van richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel (Publicatieblad, 21 december 2011, L 338/2). Deze wet is van toepassing in het kader van de betrekkingen met lidstaten die gebonden zijn door richtlijn 2011/99/EU.
HOOFDSTUK 2. - Algemene beginselen
Art. 3. § 1. Deze wet regelt de erkenning van beschermingsmaatregelen, zoals bedoeld in artikel 4, op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie dan die waar de beschermingsmaatregel wordt uitgesproken. Deze wet stelt eveneens regels vast volgens welke een lidstaat toeziet op de naleving van de beschermingsmaatregelen.
§ 2. Het doel is bij te dragen tot de bescherming van slachtoffers of mogelijke slachtoffers van misdrijven, die in een andere lidstaat dan die waar de beschermingsmaatregel wordt uitgesproken wonen of gaan wonen, dan wel verblijven of gaan verblijven.
Art. 4. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
1° Europees beschermingsbevel: een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat genomen beslissing betreffende een beschermingsmaatregel, op grond waarvan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, volgens haar eigen nationale recht, passende maatregelen neemt om een onafgebroken bescherming te waarborgen van de beschermde persoon;
2° beschermingsmaatregel: een beslissing in strafzaken die wordt genomen in de beslissingsstaat overeenkomstig het nationale recht en de nationale procedures op grond waarvan een of meer verboden of beperkingen, zoals bedoeld in artikel 5, worden opgelegd aan een gevaar veroorzakende persoon om een beschermde persoon te beschermen tegen een misdrijf die zijn leven, fysieke of psychologische integriteit, waardigheid, persoonlijke vrijheid of seksuele integriteit in gevaar kan brengen;
3° beschermde persoon: een natuurlijke persoon die bescherming geniet op grond van een beschermingsmaatregel die is genomen in de beslissingsstaat;
4° gevaar veroorzakende persoon: de natuurlijke persoon aan wie een of meer verboden of beperkingen zijn opgelegd, zoals bedoeld in artikel 5;
5° beslissingsstaat: de lidstaat van de Europese Unie waar de beschermingsmaatregel is genomen die de basis vormt voor het Europees beschermingsbevel;
6° tenuitvoerleggingsstaat: de lidstaat van de Europese Unie waaraan het Europees beschermingsbevel is toegezonden met het oog op erkenning;
7° toezichtsstaat: de lidstaat van de Europese Unie waaraan een vonnis in de zin van artikel 3 van de wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenningen op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie of een beslissing inzake toezichtsmaatregelen in de zin van artikel 3 van de wet van 23 maart 2017 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis is toegezonden;
8° certificaat: het document waarvan het model in bijlage 1 is opgenomen, ingevuld en ondertekend door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat die verklaart dat de inhoud correct is.
Art. 5. Een Europees beschermingsbevel kan slechts worden uitgevaardigd indien er in de beslissingsstaat eerst een beschermingsmaatregel is genomen die aan de gevaar veroorzakende persoon een of meer van de volgende verboden of beperkingen oplegt:
1° een verbod tot het betreden van bepaalde locaties, bepaalde plaatsen of bepaalde omschreven gebieden waar de beschermde persoon verblijft of die door hem worden bezocht;
2° een verbod op of een regeling van de contacten, onder welk vorm ook, met de beschermde persoon, inclusief per telefoon, elektronische of gewone post, fax of enige andere wijze; of
3° een verbod de beschermde persoon tot binnen een bepaalde afstand te benaderen, of een regeling ter zake.
Art. 6. De beschermde persoon, zijn voogd of vertegenwoordiger kan een verzoek tot het uitvaardigen van een Europees beschermingsbevel richten aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, of aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat.
Art. 7. Alle officiële mededelingen worden rechtstreeks door de bevoegde autoriteiten uitgewisseld. De bevoegde Belgische autoriteiten raadplegen tevens de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat telkens als de situatie dit vereist.
Art. 8. Het Europees beschermingsbevel, uitgevaardigd overeenkomstig het certificaat in bijlage 1, wordt toegezonden op zodanige wijze dat dit schriftelijk kan worden vastgelegd.
Art. 9. De kosten die uit de toepassing van deze wet voortvloeien worden door België gedragen, met uitzondering van de kosten die uitsluitend op het grondgebied van de andere lidstaat zijn gemaakt.
HOOFDSTUK 3. - Procedure inzake de erkenning van een Europees beschermingsbevel uitgevaardigd door een andere lidstaat van de Europese Unie en inzake de tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel in België
Afdeling 1. - Voorwaarden voor de erkenning en de tenuitvoerlegging
Art. 10. De erkenning van een Europees beschermingsbevel en de tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel worden in de volgende gevallen geweigerd:
1° de erkenning van het Europees beschermingsbevel druist in tegen het beginsel "ne bis in idem";
2° het Belgische recht voorziet in een immuniteit die de tenuitvoerlegging van het Europees beschermingsbevel onmogelijk maakt;
3° volgens het Belgische recht kan de gevaar veroorzakende persoon, omwille van zijn leeftijd, niet strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor de handeling of gedraging die aan de oorsprong ligt van de beschermingsmaatregel;
4° de strafvervolging is volgens het Belgische recht verjaard en de Belgische rechtscolleges zijn bevoegd om kennis te nemen van de feiten waarvoor de beschermingsmaatregel is genomen;
5° er bestaan ernstige redenen om aan te nemen dat de tenuitvoerlegging van de beslissing afbreuk zou doen aan de fundamentele rechten van de gevaar veroorzakende persoon, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Art. 11. § 1. De tenuitvoerlegging van een Europees beschermingsbevel kan in de volgende gevallen worden geweigerd:
1° er is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 5;
2° het Europees beschermingsbevel heeft betrekking op een feit dat krachtens het Belgische recht geen misdrijf uitmaakt;
3° het misdrijf waarop het beschermingsbevel betrekking heeft, wordt in België gedekt door een amnestiewet, voor zover die feiten in België konden vervolgd worden krachtens de Belgische wet;
4° het Europees beschermingsbevel heeft betrekking op strafbare feiten die volgens het Belgische recht volledig of voor een groot of het belangrijkste deel, op zijn grondgebied zijn gepleegd.
§ 2. Indien het in artikel 4, 8°, bedoelde certificaat onvolledig is, kan de erkenning van het Europees beschermingsbevel en de tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel worden toegestaan indien de Belgische uitvoerende autoriteit van oordeel is dat zij over voldoende informatie beschikt.
Indien de Belgische uitvoerende autoriteit van oordeel is dat zij niet over voldoende informatie beschikt om de erkenning van het Europees beschermingsbevel en de tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel mogelijk te maken, kent zij aan de beslissingsautoriteit een redelijke termijn toe waarbinnen het certificaat moet worden vervolledigd. Indien de informatie niet binnen de bepaalde termijn wordt verstrekt, worden de erkenning en de tenuitvoerlegging geweigerd.
Afdeling 2. - Procedure voor de erkenning en tenuitvoerlegging
Art. 12. § 1. De autoriteit bevoegd voor de erkenning van een Europees beschermingsbevel is het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats is gelegen waar de beschermde persoon beslist te gaan wonen of hoofdzakelijk te verblijven, of, naargelang van het geval, reeds woont of hoofdzakelijk verblijft.
§ 2. Indien een andere Belgische autoriteit het Europees beschermingsbevel ontvangt, zendt zij het ambtshalve over aan het territoriaal bevoegde openbaar ministerie en stelt zij de autoriteit in de beslissingsstaat hiervan onverwijld in kennis op eender welke manier die een schriftelijk bewijs oplevert.
Art. 13. Het aan het openbaar ministerie gerichte Europees beschermingsbevel moet in het Nederlands, het Frans, het Duits of het Engels worden opgesteld of vertaald door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat.
Art. 14. Het openbaar ministerie behandelt het Europees beschermingsbevel met de gepaste spoed en met dezelfde prioriteit als een soortgelijk Belgische geval, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het geval, inclusief de urgentie van de zaak, de vermoedelijke aankomstdatum van de beschermde persoon op het Belgische grondgebied en, indien mogelijk, de ernst van het risico voor de beschermde persoon.
Art. 15. § 1. Om te beslissen over de erkenning van het Europees beschermingsbevel, gaat het openbaar ministerie bij ontvangst van het Europees beschermingsbevel na of een van de in de artikelen 10 en 11 bepaalde weigeringsgronden kan worden aangevoerd.
§ 2. Wanneer het openbaar ministerie beslist om het Europees beschermingsbevel te erkennen, neemt of vordert het onverwijld de maatregelen waarin het Belgische recht voorziet om de bescherming van de betrokkene in soortgelijke gevallen te waarborgen. De maatregelen moeten zo veel mogelijk overeenstemmen met de in de beslissingsstaat uitgesproken beschermingsmaatregel.
§ 3. Wanneer het openbaar ministerie beslist om het Europees beschermingsbevel niet te erkennen, brengt het openbaar ministerie de beschermde persoon bij gerechtsbrief op de hoogte van de beslissing. De beschermde persoon kan de beslissing van het openbaar ministerie betwisten en de zaak aanhangig maken bij de raadkamer door middel van een verzoekschrift gericht aan de griffie, binnen een termijn van 15 dagen te rekenen vanaf de kennisgeving bij gerechtsbrief. De raadkamer doet enkel uitspraak op grond van de artikelen 10 en 11. Tegen de beslissing van de raadkamer kan cassatieberoep worden ingesteld.
Afdeling 3. - Toepassing van de beschermingsmaatregel en de gevolgen ervan
Art. 16. § 1. De toepassing van de beschermingsmaatregel wordt beheerst door het Belgische recht, met inbegrip van de maatregelen die in het kader van de tenuitvoerlegging van het Europees beschermingsbevel kunnen worden genomen.
§ 2. Overeenkomstig paragraaf 1 kunnen de volgende maatregelen worden genomen in geval van overtreding van de ter uitvoering van het Europees beschermingsbevel genomen maatregelen:
1° de strafvervolging instellen bij overtreding, indien de overtreding volgens het Belgische recht een strafbaar feit uitmaakt;
2° een niet-strafrechtelijke beslissing nemen in verband met de overtreding;
3° een spoedeisende en voorlopige maatregel nemen die een einde maakt aan de overtreding, in afwachting van een, in voorkomend geval, latere beslissing van de beslissingsstaat.
§ 3. De maatregelen bedoeld in paragraaf 2 moeten zo veel mogelijk overeenstemmen met de beschermingsmaatregel uitgesproken in de beslissingsstaat.
Art. 17. Indien de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat het Europees beschermingsbevel heeft gewijzigd, moet het openbaar ministerie, naargelang van het geval:
1° de op grond van het Europees beschermingsbevel genomen maatregelen overeenkomstig artikel 15, § 2, wijzigen of hiertoe vorderen; of
2° weigeren het gewijzigde verbod of de gewijzigde beperking uit te voeren, indien deze niet vallen onder de in artikel 5 bedoelde verboden of beperkingen, of indien de met het Europees beschermingsbevel verstrekte informatie onvolledig is of niet binnen de door openbaar ministerie overeenkomstig artikel 11, § 2, bepaalde termijn is vervolledigd.
Art. 18. § 1. Het openbaar ministerie kan de ter uitvoering van het Europees beschermingsbevel genomen maatregelen intrekken of hiertoe vorderen:
1° indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de beschermde persoon niet meer op het Belgisch grondgebied woont of verblijft, of dat hij het grondgebied definitief heeft verlaten;
2° indien, volgens het Belgische recht, de maximumduur van de ter uitvoering van het Europees beschermingsbevel genomen maatregelen is verstreken;
3° in het artikel 17, 2°, bedoelde geval; of
4° indien, na de erkenning van het Europees beschermingsbevel een vonnis in de zin van artikel 3 van de wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenningen op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie of een beslissing inzake toezichtsmaatregelen in de zin van artikel 3 van de wet van 23 maart 2017 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis aan België wordt toegezonden.
§ 2. Voordat het openbaar ministerie overgaat tot intrekking in de zin van § 1, 2°, kan hij bij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat inlichtingen inwinnen omtrent de vraag of de door het Europees beschermingsbevel verzekerde bescherming in de gegeven omstandigheden nog noodzakelijk is.
Art. 19. Indien de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat het Europees beschermingsbevel heeft herroepen of ingetrokken, trekt het openbaar ministerie de overeenkomstig artikel 15 genomen maatregelen in, of vordert het hiertoe, van zodra hij daarvan naar behoren in kennis is gesteld door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat.
Afdeling 4. - Gegevens die moeten worden toegezonden aan de beslissingsstaat, de beschermde persoon en de gevaar veroorzakende persoon
Art. 20. Indien de beschermde persoon, zijn voogd of vertegenwoordiger een verzoek tot uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel heeft gericht aan het openbaar ministerie, maakt het openbaar ministerie het verzoek onverwijld over aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat.
Art. 21. § 1. Het openbaar ministerie stelt de beschermde persoon en de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis van, naar gelang van het geval:
1° de met redenen omklede beslissing om het Europees beschermingsbevel niet te erkennen;
2° de maatregelen genomen overeenkomstig artikel 15, § 2, alsook de maatregelen die genomen kunnen worden overeenkomstig artikel 16, § 2, in geval van overtreding van de beschermingsmaatregelen;
3° de beslissing om de maatregelen ter uitvoering van het Europees beschermingsbevel in te trekken overeenkomstig artikel 18, § 1.
§ 2. Het openbaar ministerie stelt eveneens de gevaar veroorzakende persoon onverwijld in kennis van de informatie bedoeld in § 1, 2°. Het adres of andere contactgegevens van de beschermde persoon worden niet verstrekt aan de gevaar veroorzakende persoon, tenzij het noodzakelijk is met het oog op de tenuitvoerlegging van de maatregel genomen overeenkomstig artikel 15, § 2.
§ 3. Indien het openbaar ministerie het Europees beschermingsbevel weigert te erkennen, stelt hij de beschermde persoon ook in kennis van de mogelijkheid om, in voorkomend geval, een verzoek om een beschermingsmaatregel in te dienen overeenkomstig het Belgische recht.
§ 4. Het openbaar ministerie stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat of van de toezichtsstaat in kennis van elke overtreding van een maatregel genomen overeenkomstig artikel 15, § 2. Deze kennisgeving geschiedt door middel van het modelformulier in bijlage 2, dat moet worden opgesteld of vertaald in de officiële taal of een van de officiële talen van deze Staat of in een of meer andere officiële talen van de instellingen van de Europese Unie die deze Staat aanvaardt op grond van een verklaring neergelegd bij de Europese Commissie.
HOOFDSTUK 4. - Procedure inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging in een andere lidstaat van de Europese Unie van een Europees beschermingsbevel uitgevaardigd door een Belgische autoriteit
Afdeling 1. - Bevoegde beslissingsautoriteit
Art. 22. Het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats is gelegen waar de beschermingsmaatregel is genomen die de basis vormt voor het Europees beschermingsbevel, is de autoriteit die bevoegd is om het Europees beschermingsbevel uit te vaardigen en toe te zenden met het oog op de erkenning en de tenuitvoerlegging in een andere lidstaat.
Afdeling 2. - Voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel
Art. 23. § 1. Een Europees beschermingsbevel kan slechts worden uitgevaardigd indien:
1° de beschermde persoon besluit in een andere lidstaat te gaan wonen of er reeds woont, dan wel besluit in een andere lidstaat te gaan verblijven of er reeds verblijft; en
2° de beschermde persoon, zijn voogd of vertegenwoordiger rechtstreeks of via de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat erom heeft verzocht; en
3° er is voldaan aan de voorwaarden in artikel 5.
§ 2. Het openbaar ministerie dat de uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel overweegt, houdt onder meer rekening met de duur van de periode of periodes dat de beschermde persoon in de tenuitvoerleggingsstaat wil verblijven, alsook met de gegrondheid van de noodzaak van bescherming.
Afdeling 3. - Procedure voor de toezending van een Europees beschermingsbevel
Art. 24. § 1. Het openbaar ministerie zendt het Europees beschermingsbevel aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat op eender welke manier die een schriftelijk bewijs oplevert. Het certificaat moet worden opgesteld of vertaald in de officiële taal of een van de officiële talen van deze Staat of in een of meer andere officiële talen van de instellingen van de Europese Unie die deze Staat aanvaardt op grond van een verklaring neergelegd bij de Europese Commissie.
§ 2. Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat niet is gekend, kunnen de nodige opzoekingen worden gedaan door gelijk welk middel, inclusief de aanspreekpunten van het Europees Justitieel Netwerk en het Belgisch lid van Eurojust, om deze informatie te verkrijgen van de tenuitvoerleggingsstaat.
Afdeling 4. - Toezicht op de beschermingsmaatregel
Art. 25. § 1. De Belgische bevoegde autoriteit behoudt het toezicht op de beschermingsmaatregel die aan de basis van het Europees beschermingsbevel ligt en is overeenkomstig het Belgische recht exclusief bevoegd om beslissingen te nemen inzake:
1° de verlenging, de herziening, de wijziging, de herroeping en de intrekking van de beschermingsmaatregel;
2° het opleggen van een tot vrijheidsberovende maatregel als gevolg van de herroeping van de beschermingsmaatregel, voor zover de beschermingsmaatregel is genomen op grond van een vonnis in de zin van artikel 3 van de wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenningen op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie of een beslissing inzake toezichtsmaatregelen in de zin van artikel 3 van de wet van 23 maart 2017 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis.
§ 2. Indien een vonnis in de zin van artikel 3 van de wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenningen op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie of een beslissing inzake toezichtsmaatregelen in de zin van artikel 3 van de wet van 23 maart 2017 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis reeds aan een andere lidstaat is toegezonden of na de uitvaardiging van het Europees beschermingsbevel wordt toegezonden, worden de vervolgbeslissingen, voorzien door deze wetten, genomen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van deze wetten.
§ 3. Indien een beschermingsmaatregel vervat is in een vonnis in de zin van artikel 3 van de wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenningen op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie dat aan een andere lidstaat is toegezonden of wordt toegezonden na de uitvaardiging van het Europees beschermingsbevel, en indien de bevoegde autoriteit van de toezichtsstaat overeenkomstig artikel 14 van het kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenningen op vonnissen en probatietijdbeslissingen met het oog op het toezicht op de proeftijdvoorwaarden en de alternatieve straffen een vervolgbeslissing heeft genomen die gevolgen heeft voor de in de beschermingsmaatregel vervatte verplichtingen of bevelen, wordt het Europees beschermingsbevel onverwijld verlengd, opnieuw beoordeeld, gewijzigd, herroepen of ingetrokken door het openbaar ministerie.
Afdeling 5. - Informatieplicht
Art. 26. § 1. Het openbaar ministerie stelt de beschermde persoon in kennis van de beslissing om een Europees beschermingsbevel uit te vaardigen of om het verzoek tot uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel af te wijzen.
§ 2. Het openbaar ministerie stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis van de beslissingen bedoeld in artikel 25, §§ 1 en 3.
HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepaling
Art. 27. Deze wet is niet van toepassing in het kader van de betrekkingen met de lidstaten die de richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel niet hebben omgezet.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 9 april 2017.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
K. GEENS
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
K. GEENS
_______
Nota
Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be)
Stukken : 54 - 2263.
Integraal Verslag : 17 maart 2017.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld