zaterdag 1 maart 2014

7 FEBRUARI 2014. - Wet tot invoering van het elektronisch toezicht als autonome straf (1) - B.S. 28 februari 2014

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

7 FEBRUARI 2014. - Wet tot invoering van het elektronisch toezicht als autonome straf (1)



FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 2. In artikel 594, eerste lid van het Wetboek van strafvordering, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) het 4° wordt hersteld in de volgende lezing :
"4° de beslissingen die veroordelen tot een werkstraf overeenkomstig artikel 37quinquies van het Strafwetboek, met uitzondering voor het opmaken van de voorbereidende lijst van gezworenen overeenkomstig artikel 224, 13°, van het Gerechtelijk Wetboek;";
b) het lid wordt aangevuld met een 5°, luidende :
"5° de beslissingen die veroordelen tot een straf onder elektronisch toezicht overeenkomstig artikel 37ter van het Strafwetboek, met uitzondering voor het opmaken van de voorbereidende lijst van gezworenen overeenkomstig artikel 224, 13°, van het Gerechtelijk Wetboek.".
Art. 3. In artikel 595, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 mei 2006, wordt het 1° vervangen door wat volgt :
"1° de veroordelingen, beslissingen of maatregelen opgesomd in artikel 594, 1° tot 5° ;".
Art. 4. In artikel 596, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de wet van 31 juli 2009, worden de woorden "de in artikel 594, 4° en 5°, bedoelde beslissingen en" ingevoegd tussen de woorden "vermeldt het uittreksel behalve de veroordelingen en de beslissingen bedoeld in het eerste lid, ook" en de woorden "de veroordelingen bedoeld in artikel 590, eerste lid, 1° en 17°, ".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Strafwetboek
Art. 5. In artikel 7 van het Strafwetboek, worden de woorden "In correctionele zaken en in politiezaken :
1° gevangenisstraf;
2° werkstraf.
De in het 1° en 2° bepaalde straffen mogen niet samen worden toegepast." vervangen door de woorden "In correctionele zaken en in politiezaken :
1° gevangenisstraf;
2° straf onder elektronisch toezicht;
3° werkstraf.
De in het 1° tot 3° bepaalde straffen mogen niet samen worden toegepast.".
Art. 6. In het eerste boek, hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling Vter ingevoegd, luidende : "De straf onder elektronisch toezicht".
Art. 7. In afdeling Vter, ingevoegd bij artikel 6, wordt een artikel 37ter ingevoegd, luidende :
"Art. 37ter. § 1. Indien een feit van die aard is om gestraft te worden met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, kan de rechter als hoofdstraf een straf onder elektronisch toezicht opleggen van dezelfde duur als de gevangenisstraf die hij anders zou opleggen. Binnen de perken van de op het misdrijf gestelde straffen, alsook van de wet op grond waarvan de zaak voor hem werd gebracht, bepaalt de rechter een gevangenisstraf die van toepassing kan worden ingeval de straf onder elektronisch toezicht niet wordt uitgevoerd. Voor de bepaling van de duur van deze vervangende gevangenisstraf staat een dag van de opgelegde straf onder elektronisch toezicht gelijk aan een dag gevangenisstraf.
De straf onder elektronisch toezicht mag niet worden uitgesproken voor de feiten die bedoeld zijn in :
- artikel 347bis;
- de artikelen 375 tot 377;
- de artikelen 379 tot 387, indien de feiten zijn gepleegd op of met behulp van minderjarigen;
- de artikelen 393 tot 397;
- artikel 475.
§ 2. De duur van de straf onder elektronisch toezicht bedraagt minstens een maand en ten hoogste een jaar.
De straf onder elektronisch toezicht moet een aanvang nemen binnen zes maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
§ 3. Met het oog op het opleggen van de straf onder elektronisch toezicht, kunnen respectievelijk het openbaar ministerie, de onderzoeksrechter, de onderzoeksgerechten of de vonnisgerechten aan de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de inverdenkinggestelde, de beklaagde of de veroordeelde de opdracht geven een beknopt voorlichtingsrapport en/of een maatschappelijke enquête uit te voeren.
De Koning bepaalt de nadere regels inzake het beknopt voorlichtingsrapport en de maatschappelijke enquête.
Deze rapporten en deze onderzoeken mogen alleen de pertinente elementen bevatten die van aard zijn de overheid die het verzoek tot de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie richtte in te lichten over de opportuniteit van de overwogen maatregel of straf.
Iedere meerderjarige waarmee de beklaagde samenwoont wordt in het kader van deze maatschappelijke enquête gehoord in zijn opmerkingen. Het beknopt voorlichtingsrapport of het verslag van de maatschappelijke enquête wordt binnen de maand na de aanvraag aan het dossier toegevoegd.
§ 4. Indien de straf onder elektronisch toezicht door de rechter wordt overwogen, door het openbaar ministerie wordt gevorderd of door de beklaagde wordt gevraagd, licht de rechter deze laatste vóór de sluiting van de debatten in over de draagwijdte van een dergelijke straf en hoort hem in zijn opmerkingen. De rechter kan hierbij eveneens rekening houden met de belangen van de eventuele slachtoffers. De rechter kan de straf onder elektronisch toezicht slechts uitspreken als de beklaagde op de terechtzitting aanwezig is of vertegenwoordigd is en nadat hij, hetzij in persoon, hetzij via zijn raadsman, zijn instemming heeft gegeven. Iedere meerderjarige samenwonende van de beklaagde die in het kader van de maatschappelijke enquête niet is gehoord, of in het geval geen maatschappelijke enquête is verricht, kan door de rechter worden gehoord in zijn opmerkingen.
§ 5. De rechter bepaalt de duur van de straf onder elektronisch toezicht en kan aanwijzingen geven omtrent de concrete invulling ervan. De rechter kan de veroordeelde aan geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden onderwerpen indien deze absoluut noodzakelijk zijn om het risico op recidive te beperken of indien deze noodzakelijk zijn in het belang van het slachtoffer.".
Art. 8. In dezelfde afdeling Vter wordt een artikel 37quater ingevoegd, luidende :
"Art. 37quater. § 1. Zodra de veroordeling tot de straf onder elektronisch toezicht in kracht van gewijsde is gegaan, licht het openbaar ministerie de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie daarover in, zodat de straf kan worden uitgevoerd. De dienst neemt daartoe binnen zeven werkdagen nadat hij werd ingelicht, contact op met de veroordeelde en bepaalt, na de veroordeelde gehoord te hebben en rekening houdend met zijn opmerkingen, de concrete invulling van de straf.
§ 2. Onverminderd de toepassing van artikel 20 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, is het openbaar ministerie belast met de controle op de veroordeelde. De ambtenaren van de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie controleren de uitvoering van de straf onder elektronisch toezicht en begeleiden de veroordeelde.
§ 3. Indien de straf onder elektronisch toezicht niet of slechts gedeeltelijk in overeenstemming met de bepalingen wordt uitgevoerd, meldt de ambtenaar van de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie dit onverwijld aan het openbaar ministerie. Deze laatste kan dan beslissen na de veroordeelde de kans te hebben geboden, gehoord te worden door het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, de in de rechterlijke beslissing voorziene gevangenisstraf uit te voeren, waarbij rekening wordt gehouden met het gedeelte van de straf onder elektronisch toezicht dat reeds door de veroordeelde werd uitgevoerd. In dit geval staat een dag van de straf onder elektronisch toezicht die werd uitgevoerd gelijk aan een dag gevangenisstraf.
§ 4. Van zodra de straf ten uitvoer wordt gelegd, wordt de veroordeelde ingelicht over de mogelijkheid tot het aanvragen van een schorsing van de straf onder elektronisch toezicht na een derde van de strafduur. De veroordeelde kan vanaf het moment dat hij aan de tijdsvoorwaarden voldoet een schriftelijk verzoek tot toekenning van deze schorsing indienen bij het openbaar ministerie. Een kopie van dit schriftelijk verzoek wordt door de veroordeelde gericht aan het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht.
Het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht brengt binnen vijftien dagen een advies uit aan het openbaar ministerie, dat betrekking heeft op de naleving van het programma van de concrete invulling van het elektronisch toezicht en, in voorkomend geval, van de aan de veroordeelde opgelegde geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden. Dit advies vermeld of de veroordeelde tijdens de tenuitvoerlegging van de straf onder elektronisch toezicht nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Het advies van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht omvat een met redenen omkleed voorstel tot toekenning of afwijzing van de schorsing en, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden die het Centrum nodig acht op te leggen aan de veroordeelde.
Het openbaar ministerie kent de schorsing van de straf van het elektronisch toezicht toe in geval de veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd, in geval van naleving van het programma van de concrete invulling van het elektronisch toezicht en, in voorkomend geval, van de aan de veroordeelde opgelegde geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden.
Wanneer de schorsing wordt toegekend, ondergaat de veroordeelde een proeftijd voor het gedeelte van de straf onder elektronisch toezicht dat hij nog moet ondergaan. In dit geval staat een dag van de proeftijd gelijk aan een dag van de straf onder elektronisch toezicht die werd opgelegd. Hij is onderworpen aan de algemene voorwaarde dat hij geen nieuwe strafbare feiten mag plegen alsook, in voorkomend geval, aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden.
Bij niet-naleving van deze algemene voorwaarde en, in voorkomend geval, van de hem opgelegde bijzondere voorwaarden, kan er overgegaan worden tot herroeping van de schorsing.".
Art. 9. In het eerste boek, hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek wordt "Afdeling Vbis. De werkstraf" vernummerd tot "Afdeling Vter. De werkstraf" en worden de artikelen 37ter, 37quater en 37quinquies vernummerd tot de artikelen 37quinquies, 37sexies en 37octies.
Art. 10. Artikel 58 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 april 2002, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Indien een straf onder elektronisch toezicht wordt uitgesproken, kan de duur ervan maximum een jaar bedragen.".
Art. 11. In artikel 59 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 april 2002, worden de woorden ", straffen onder elektronisch toezicht" ingevoegd tussen het woord "werkstraffen" en de woorden "en correctionele".
Art. 12. In artikel 60 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 april 2002, worden de woorden ", een jaar straf onder elektronisch toezicht" ingevoegd tussen het woord "gevangenisstraf" en de woorden "of driehonderd".
Art. 13. In artikel 85, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 april 2002, worden de woorden "de straffen onder elektronisch toezicht" ingevoegd tussen de woorden "de gevangenisstraffen," en de woorden ", en de werkstraffen".
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt
Art. 14. In artikel 20 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden :
", op de veroordeelden die een straf onder elektronisch toezicht in de zin van de artikelen 37ter en 37quater van het Strafwetboek ondergaan.";
2° het tweede lid wordt aangevuld met de woorden :
"en aan de veroordeelden die een straf onder elektronisch toezicht in de zin van de artikelen 37ter en 37quater van het Strafwetboek ondergaan.".
HOOFDSTUK 5. - Machtiging tot coördinatie
Art. 15. De Koning is belast met de coördinatie van de andere wetteksten met de bepalingen van deze wet.
HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding
Art. 16. Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 7 februari 2014.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM
Met `s Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM
_______
Nota
(1) Nota
Kamer van volksvertegenwoordigers
(www.dekamer.be) :
Stukken : 53-1042
Integraal Verslag : 9 januari 2014
Senaat (www.senate.be) :
Stukken : 5-2433.