donderdag 10 juli 2014

15 MEI 2014. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 20 van het Sociaal Strafwetboek - B.S. 10 juli 2014


15 MEI 2014. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 20 van het Sociaal Strafwetboek


15 MEI 2014. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 20 van het Sociaal Strafwetboek


FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op het Sociaal Strafwetboek, artikelen 16, 1° en 20;
Gelet op het advies van de Adviesraad van het sociaal strafrecht, gegeven op 13 februari 2014;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 januari 2014;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 14 maart 2014;
Gelet op het advies 55.820/1 van de Raad van State, gegeven op 18 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Eerste Minister, de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Zelfstandigen, de Minister van Justitie, de Minister van Werk en de Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Elke federale inspectiedienst die valt onder het gezag van de ministers die bevoegd zijn voor werkgelegenheid en arbeid, sociale zekerheid, sociale zaken, volksgezondheid, of die vallen onder openbare instellingen die daarvan afhangen, en die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek, van de wetten bedoeld in boek 2 van hetzelfde Sociaal Strafwetboek en van de andere wetten waarvan zij met het toezicht zijn belast, evenals met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van dit Wetboek en van voormelde wetten, levert een legitimatiebewijs af aan de sociaal inspecteurs zoals bedoeld in artikel 16 van het Sociaal Strafwetboek.
Art. 2. § 1. Het legitimatiebewijs heeft de vorm van een rechthoek van minimum 85 mm lengte en minimum 54 mm breedte en is geplastificeerd.
§ 2. Het legitimatiebewijs bevat op de voorzijde tenminste de volgende gegevens :
1. Bovenaan : de vermelding "Koninkrijk België - legitimatiebewijs";
2. op het linkergedeelte : een identiteitsfoto in kleur van de houder van de kaart, met een minimumformaat van 25 mm op 18 mm;
3. de naam, de voornaam en de handtekening van de houder;
4. de identificatie en het logo van de inspectiedienst van de houder;
5. de vermelding dat de houder sociaal inspecteur is;
6. de identificatie en de handtekening van de overheid die het legitimatiebewijs toekent;
7. in de rechterbenedenhoek : de domeinnaamextensie « .be »;
8. een band in de drie nationale kleuren op de rechterrand;
9. het nationaal wapenschild dat zich in de linkerbovenhoek van het legitimatiebewijs bevindt, en zoals dit overgenomen is in het bijgevoegde model.
§ 3. De keerzijde van het legitimatiebewijs bevat de vermelding "De sociaal inspecteurs oefenen hun bevoegdheden uit in overeenstemming met de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek en andere bijzondere wetten.", evenals de domeinnaamextensie « .be » in de rechterbenedenhoek.
Art. 3. Een voorlopig bewijs op een papieren drager, dat tenminste alle vermeldingen voorzien in artikel 2, § 2 en 3, overneemt, kan tijdelijk door zijn respectieve overheid aan de sociaal inspecteur afgeleverd worden in geval van aanvraag van een nieuw legitimatiebewijs of van verlies van het legitimatiebewijs en tijdens de termijn die nodig is voor het afdrukken van het bewijs op een geplastificeerde drager.
Art. 4. Het legitimatiebewijs wordt opgemaakt overeenkomstig het model dat bij dit besluit is gevoegd.
Art. 5. De geldigheidsduur van het legitimatiebewijs is tien jaar vanaf de opmaak.
Art. 6. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 1 juli 2011 tot uitvoering van de artikelen 16, 13°, 17, 20, 63, 70 en 88 van het Sociaal Strafwetboek en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht wordt opgeheven.
Art. 7. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van het semester dat volgt op het semester waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 8. De Eerste Minister, de minister bevoegd voor Sociale Zaken, de minister bevoegd voor de Zelfstandigen, de minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 mei 2014.
FILIP
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
E. DI RUPO
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Zelfstandigen,
Mevr. S. LARUELLE
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM
De Minister van Werk,
Mevr. M. DECONINCK
De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en fiscale fraude,
J. CROMBEZ

Bijlage

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 15 mei 2014.
FILIP
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
E. DI RUPO
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Zelfstandigen,
Mevr. S. LARUELLE
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM
De Minister van Werk,
Mevr. M. DECONINCK
De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en fiscale fraude,
J. CROMBEZ