maandag 23 september 2013

2 JUNI 2013. - Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen (1) - B.S. 23/09/2013

2 JUNI 2013. - Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art. 2. In artikel 63 van het Burgerlijk Wetboek, hersteld bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wet van 10 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
« De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt van deze aangifte een akte op binnen een maand na de afgifte van het in artikel 64, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst, behalve indien hij twijfels heeft over de geldigheid of echtheid van de in artikel 64 bedoelde overgelegde documenten. In dat geval geeft hij hiervan kennis aan de aanstaande echtgenoten en spreekt hij zich ten laatste drie maanden na de afgifte van het in artikel 64, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst uit over de geldigheid of echtheid van de overgelegde documenten en over het opmaken van de akte. Indien hij binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld de akte op te maken. »;
2° in § 4, eerste lid, worden de woorden « of indien hij de geldigheid of echtheid van deze documenten niet erkent » ingevoegd tussen de woorden « over te leggen » en het woord « , weigert ».
Art. 3. In de inleidende zin van artikel 64, § 1, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2004 en 3 december 2005, worden de woorden « tegen bericht van ontvangst, dat wordt afgeleverd na ontvangst van alle documenten, » ingevoegd tussen de woorden « burgerlijke stand » en de woorden « voor ieder ».
Art. 4. In artikel 146ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden « van beide echtgenoten en de toestemming » vervangen door de woorden « van beide echtgenoten of de toestemming ».
Art. 5. In artikel 167 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zinnen :
« De procureur des Konings kan deze termijn verlengen met een periode van hoogstens drie maanden. In dat geval geeft hij daarvan kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de belanghebbende partijen ervan in kennis stelt. »;
2° in het derde lid wordt het woord « onverwijld » ingevoegd tussen de woorden « burgerlijke stand » en de woorden « het huwelijk »;
3° het vierde lid wordt aangevuld met de woorden « en aan de Dienst Vreemdelingenzaken, in geval zijn beslissing gemotiveerd is op basis van artikel 146bis ».
Art. 6. Artikel 184 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende :
« De procureur des Konings vordert de nietigheid van een huwelijk dat is aangegaan met overtreding van de artikelen 146bis of 146ter. ».
Art. 7. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 193ter ingevoegd, luidende :
« Art. 193ter. Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest dat een huwelijk nietig verklaart, wordt door de gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan het openbaar ministerie en de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.
Wanneer de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het huwelijk voltrokken is of, wanneer het huwelijk niet in België voltrokken is, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel. Indien het gaat om de nietigverklaring van een huwelijk dat is aangegaan met overtreding van de artikelen 146bis of 146ter stuurt hij het uittreksel tegelijkertijd aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand schrijft het beschikkende gedeelte onverwijld over in zijn registers; melding daarvan wordt gemaakt op de kant van de akte van huwelijk en van de akten van de burgerlijke stand die betrekking hebben op de kinderen, indien deze in België zijn opgemaakt of overgeschreven. ».
Art. 8. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 1476bis ingevoegd, luidende :
« Art. 1476bis. Er is geen wettelijke samenwoning wanneer, ondanks de geuite wil van beide partijen om wettelijk samen te wonen, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens een van beide partijen kennelijk enkel gericht is op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van wettelijk samenwonende. ».
Art. 9. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1476ter ingevoegd, luidende :
« Art. 1476ter. Er is evenmin een wettelijke samenwoning wanneer deze wordt aangegaan zonder vrije toestemming van beide wettelijk samenwonenden of de toestemming van minstens een van de wettelijk samenwonenden werd gegeven onder geweld of bedreiging. ».
Art. 10. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1476quater ingevoegd, luidende :
« Art. 1476quater. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert melding te maken van de verklaring van wettelijke samenwoning indien hij vaststelt dat de verklaring betrekking heeft op een in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde situatie.
Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat de verklaring betrekking heeft op een in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde situatie, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand, de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning uitstellen, na eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de partijen voornemens zijn de verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen, te hebben ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de afgifte van het in artikel 1476, § 1 bedoelde ontvangstbewijs, teneinde bijkomend onderzoek te verrichten. De procureur des Konings kan deze termijn verlengen met hoogstens drie maanden. In dat geval, geeft hij van zijn beslissing kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de belanghebbende partijen ervan in kennis stelt.
Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de in het tweede lid bepaalde termijn geen definitieve beslissing heeft genomen, dient hij onverwijld melding van de verklaring van wettelijke samenwoning te maken in het bevolkingsregister.
In geval van een in het eerste lid bedoelde weigering, brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand, zijn met redenen omklede beslissing onverwijld ter kennis van de belanghebbende partijen. Terzelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, verzonden naar de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de beslissing tot weigering genomen werd en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om van de verklaring van wettelijke samenwoning melding te maken, kan door de belanghebbende partijen binnen de maand na de kennisgeving van deze beslissing beroep worden aangetekend bij de rechtbank van eerste aanleg. ».
Art. 11. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1476quinquies ingevoegd, luidende :
« Art. 1476quinquies. § 1. In de in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde gevallen, kan een vordering tot nietigverklaring worden ingesteld door de wettelijk samenwonenden zelf en door allen die daarbij belang hebben.
De procureur des Konings vordert de nietigheid van een dergelijke wettelijke samenwoning.
Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest dat een wettelijke samenwoning nietig verklaart, wordt door de optredende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.
Wanneer de nietigheid van de wettelijke samenwoning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van woonplaats van beide partijen of, indien de partijen geen woonplaats hebben in dezelfde gemeente, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de woonplaats van elk van hen en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onverwijld melding van de nietigverklaring van de wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister.
§ 2. De in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde wettelijke samenwoning, die nietig verklaard is, heeft niettemin gevolgen ten voordele van de partij die de wettelijke samenwoning te goeder trouw is aangegaan.
Ze heeft eveneens gevolgen ten voordele van de kinderen, ook al is geen van beide partijen te goeder trouw geweest. ».
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht
Art. 12. In de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, wordt een artikel 20/1 ingevoegd, luidende :
« Art. 20/1. Het hoofd van een consulaat kan aan Belgen die een huwelijk willen aangaan in het ambtsgebied van zijn consulair ressort, op hun verzoek, een attest van geen huwelijksbeletsel uitreiken waaruit blijkt dat er naar Belgisch recht geen wettelijk bezwaar bestaat tegen het huwelijk, indien de buitenlandse overheid de voorlegging van dit attest eist.
Het attest wordt slechts uitgereikt indien na onderzoek blijkt dat de verzoeker naar Belgisch recht voldoet aan de hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan.
Bij de aanvraag van het attest moet de in het buitenland wonende verzoeker woonplaats kiezen in België voor briefwisseling en betekeningen.
Het hoofd van het consulaat zendt, indien niet wordt voldaan aan de hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk aan te gaan of bij ernstige twijfel over het voldoen aan de vereiste hoedanigheden en voorwaarden, de aanvraag van het attest aan de bevoegde procureur des Konings en geeft de verzoeker hiervan kennis.
De procureur des Konings kan zich binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag van het attest, waarvan het consulaat de ontvangst betekent bij de indiening van de aanvraag, verzetten tegen de uitreiking ervan. Hij kan deze termijn met een periode van maximum twee maanden verlengen. Hij brengt zijn gemotiveerd verzet onverwijld ter kennis van de belanghebbende partijen, het consulaat bij welke het attest werd aangevraagd, de Dienst Vreemdelingenzaken en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats in België van de verzoeker.
De opheffing van het verzet kan binnen de maand van de kennisgeving van het verzet worden gevraagd voor de rechtbank van eerste aanleg van het ambtsgebied van de procureur des Konings die zich heeft verzet tegen de uitreiking van het attest. De rechter doet uitspraak op korte termijn.
Indien de procureur des Konings binnen de in het vijfde lid bedoelde termijn, geen verzet heeft aangetekend, gaat het hoofd van het consulaat onverwijld over tot de uitreiking van het attest. ».
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het Strafwetboek
Art. 13. In boek II, titel VII, van het Strafwetboek, wordt het opschrift van het hoofdstuk XI, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, aangevuld met de woorden « en gedwongen wettelijke samenwoning ».
Art. 14. In artikel 391sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden « van een maand tot twee jaar of met geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro » vervangen door de woorden « van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van tweehonderdvijftig euro tot vijfduizend euro »;
2° in het tweede lid worden de woorden « van vijftien dagen tot een jaar of met geldboete van vijftig euro tot tweehonderd vijftig euro » vervangen door de woorden « van twee maanden tot drie jaar en met geldboete van honderdvijfentwintig euro tot tweeduizend vijfhonderd euro ».
Art. 15. In boek II, titel VII, hoofdstuk XI, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 391septies ingevoegd, luidende :
« Art. 391septies. Hij die iemand door geweld of bedreiging dwingt een wettelijke samenwoning aan te gaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van tweehonderdvijftig euro tot vijfduizend euro.
De poging wordt gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot drie jaar en met geldboete van honderdvijfentwintig euro tot tweeduizend vijfhonderd euro. ».
Art. 16. In boek II, titel VII, hoofdstuk XI, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 391octies ingevoegd, luidende :
« Art. 391octies. § 1. De rechter die een veroordeling uitspreekt op basis van de artikelen 391sexies of 391septies of die de schuld vaststelt voor een inbreuk op deze bepalingen, kan ook de nietigheid van het huwelijk of van de wettelijke samenwoning uitspreken, op vordering van de procureur des Konings of van enige in het geding belanghebbende partij.
§ 2. Een vonnis kan aan de echtgenoten of aan de wettelijk samenwonenden slechts worden tegengeworpen, indien zij in het geding partij zijn geweest of daarin zijn geroepen.
Het openbaar ministerie kan de echtgenoot of echtgenoten of de wettelijk samenwonende of wettelijk samenwonenden, die geen partij zijn in in het geding, gedwongen laten tussenkomen.
De tussenkomst verleent hen de hoedanigheid van partij in het geding. Deze partijen kunnen de rechtsmiddelen aanwenden.
De tussenkomst wordt ingesteld vanaf het begin van het geding zodat de partijen hun rechten met betrekking tot de nietigverklaring van het huwelijk of van de wettelijke samenwoning kunnen doen gelden.
§ 3. Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest dat een huwelijk of een wettelijke samenwoning nietig verklaart, wordt door de optredende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.
§ 4. Wanneer de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of het arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het huwelijk voltrokken is en aan de Dienst Vreemdelingenzaken of, wanneer het huwelijk niet in België voltrokken is, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand schrijft het beschikkende gedeelte onverwijld over in zijn registers; melding daarvan wordt gemaakt op de kant van de akte van huwelijk en van de akten van de burgerlijke stand die betrekking hebben op de kinderen, indien deze in België zijn opgemaakt of overgeschreven.
§ 5. Wanneer de nietigheid van de wettelijke samenwoning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of het arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onverwijld melding van de nietigverklaring van de wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister. ».
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 17. In artikel 569, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het 1°, wordt aangevuld met de woorden « en onverminderd de door artikel 391octiesvan het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen aan de strafrechter toegekende bevoegdheid »;
2° een 1° /1 wordt ingevoegd, luidende :
« 1° bis van vorderingen betreffende de nietigverklaring van de wettelijke samenwoning, onverminderd de door artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, aan de strafrechter toegekende bevoegdheid; ».
Art. 18. In artikel 587, 9°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999, worden de woorden « en 167, laatste lid, » vervangen door de woorden « 167, zesde lid, en 1476quater, vijfde lid, ».
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 19. In artikel 40ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 8 juli 2011, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende :
« Als een attest van geen huwelijksbeletsel werd afgeleverd, zal er naar aanleiding van een onderzoek van een aanvraag tot gezinshereniging gebaseerd op het voltrokken huwelijk waarvoor het attest werd afgeleverd, niet worden overgegaan tot een nieuw onderzoek, tenzij er zich nieuwe elementen voordoen. ».
Art. 20. In artikel 74/11, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 januari 2012, wordt het derde lid vervangen door wat volgt :
« De maximale termijn van drie jaar bedoeld in het tweede lid wordt op maximum vijf jaar gebracht indien :
1° de onderdaan van een derde land fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt, teneinde toegelaten te worden tot het verblijf of om zijn recht op verblijf te behouden;
2° de onderdaan van een derde land een huwelijk, een partnerschap of een adoptie uitsluitend heeft aangegaan om toegelaten te worden tot verblijf of om zijn recht op verblijf in het Rijk te behouden. ».
Art. 21. In artikel 79bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 januari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « van acht dagen tot drie maanden of met een geldboete van zesentwintig tot honderd EUR » vervangen door de woorden « van een maand tot drie jaar en met geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro »;
2° in § 1, tweede lid, worden de woorden « van vijftien dagen tot één jaar of met een geldboete van vijftig tot tweehonderdvijftig EUR » vervangen door de woorden « van twee maanden tot vier jaar en met geldboete van honderd euro tot tweeduizend vijfhonderd euro »;
3° in § 1, derde lid, worden de woorden « van één maand tot twee jaar of met een geldboete van honderd tot vijfhonderd EUR » vervangen door de woorden « van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van tweehonderdvijftig euro tot vijfduizend euro »;
4° in § 2, eerste lid, worden de woorden « geldboete van zesentwintig tot vijftig EUR » vervangen door de woorden « gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderdvijftig euro »;
5° in § 2, tweede lid, worden de woorden « van acht dagen tot zes maanden of geldboete van zesentwintig tot honderd vijfentwintig EUR » vervangen door de woorden « van een maand tot twee jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend tweehonderdvijftig euro »;
6° in § 2, derde lid, worden de woorden « van vijftien dagen tot een jaar of met geldboete van vijftig tot tweehonderd vijftig EUR » vervangen door de woorden « van twee maanden tot drie jaar en met geldboete van honderdvijfentwintig euro tot tweeduizend vijfhonderd euro ».
Art. 22. In dezelfde wet wordt een artikel 79ter ingevoegd, luidende :
« Art. 79ter. § 1. Ieder die een wettelijke samenwoning sluit in de omstandigheden bedoeld in artikel 1476bisvan het Burgerlijk Wetboek, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro.
Ieder die een geldsom ontvangt die ertoe strekt hem te vergoeden voor het sluiten van een dergelijke samenwoning, wordt gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot vier jaar en met geldboete van honderd euro tot tweeduizend vijfhonderd euro.
Ieder die gebruik maakt van geweld of bedreiging tegen een persoon om die persoon te dwingen een dergelijke samenwoning te sluiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van tweehonderdvijftig euro tot vijfduizend euro.
§ 2. Poging tot het in § 1, eerste lid, bedoelde wanbedrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderdvijftig euro.
Poging tot het in § 1, tweede lid, bedoelde wanbedrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend tweehonderdvijftig euro.
Poging tot het in § 1, derde lid, bedoelde wanbedrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot drie jaar en met geldboete van honderdvijfentwintig tot tweeduizend vijfhonderd euro. ».
Art. 23. In dezelfde wet wordt een artikel 79quater ingevoegd, luidende :
« Art. 79quater. § 1. De rechter die overgaat tot een veroordeling op basis van de artikelen 79bis of 79ter of die de schuld vaststelt voor een inbreuk op deze bepalingen, kan ook de nietigheid van het huwelijk of van de wettelijke samenwoning uitspreken, op vordering van de procureur des Konings of van enige in het geding belanghebbende partij.
§ 2. Een vonnis kan aan de echtgenoten of aan de wettelijk samenwonenden slechts worden tegengeworpen, indien zij in het geding partij zijn geweest of daarin zijn geroepen.
Het openbaar ministerie kan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende, die geen partij is in in het geding, gedwongen laten tussenkomen.
De tussenkomst verleent hen de hoedanigheid van partij in het geding. Deze partijen kunnen de rechtsmiddelen aanwenden.
De tussenkomst wordt ingesteld vanaf het begin van het geding zodat de partijen hun rechten met betrekking tot de nietigheid van het huwelijk of van de wettelijke samenwoning kunnen doen gelden.
§ 3. Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest betreffende de nietigheid van een huwelijk of een wettelijke samenwoning, wordt door de optredende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.
§ 4. Wanneer de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of het arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het huwelijk voltrokken is en aan de Dienst Vreemdelingenzaken of, wanneer het huwelijk niet in België voltrokken is, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand schrijft het beschikkende gedeelte onverwijld over in zijn registers; melding daarvan wordt gemaakt op de kant van de akte van huwelijk en van de akten van de burgerlijke stand die betrekking hebben op de kinderen, indien deze in België zijn opgemaakt of overgeschreven.
§ 5. Wanneer de nietigheid van de wettelijke samenwoning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of het arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onverwijld melding van de nietigverklaring van de wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister. ».
HOOFDSTUK 7. - Overgangsbepaling
Art. 24. De artikelen 63, 64 en 167 van het Burgerlijk Wetboek blijven van toepassing op de door de aanstaande echtgenoten voor de inwerkingtreding van deze wet gedane aangiften.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 2 juni 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister Van Justitie,
Mevr. A. TURTELBOOM
_______
Nota
(1) Zitting 2012-2013.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken. - Wetsontwerp, 53-2673 - Nr. 1. - Amendementen - Nrs. 2-5. - Verslagen - Nrs. 6-8. - Tekst aangenomen door de commissies - Nr. 9. - Amendementen, Nr. 10. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat - Nr. 11.
Zie ook :
Integraal verslag. - 25 april 2013.
Senaat.
Stuk. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, 5-2053 - Nr. 1.